Een analyse van de verkiezingsprogramma’s van potentiële regeringspartijen
De fundamenteel andere visie op de overheid in het programma van de VVD is een trendbreuk. Maar rechtse partijen zetten niet meer dan een klein stapje naar links en alleen op enkele sociaaleconomische thema’s. Vooral linkse partijen en het ‘politieke midden’ zijn (veel) linkser dan vier jaar geleden.
Door: Gerrit Voerman & Bjorn van den Brink
Gerrit Voerman is hoogleraar Nederlandse politiek (RUG) en directeur van het Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (DNPP). Bjorn van den Brink studeert geschiedenis en is als student-assistent aan het DNPP verbonden.
De afgelopen maanden hebben de meeste in de Tweede Kamer zitting hebbende partijen hun ontwerpverkiezingsprogramma’s voor de verkiezingen van 17 maart gepresenteerd; het merendeel daarvan is op het moment van schrijven van dit artikel ook definitief vastgesteld. In de media werd opgemerkt dat de toon en inhoud van de (concept)programma’s van de VVD, het CDA en D66 op belangrijke sociaaleconomische onderwerpen nogal zou afwijken van de voornemens die zij vier jaar geleden presenteerden: de partijen zouden naar links zijn opgeschoven.[1]
Als dit klopt, dan is dat voor de PvdA vanzelfsprekend goed nieuws. In de afgelopen drie decennia hebben de sociaal-democraten zich in de richting van het politieke midden bewogen, wat in 2012 nog het tweede kabinet-Rutte mogelijk maakte. Bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2017 leidde die regeringssamenwerking met de liberalen tot een ongenadige afrekening door de kiezer. In de oppositie beland wilde de PvdA haar linkse blazoen weer oppoetsen door een herwaardering van de overheid en van de publieke sector. Bij het probleemoplossende vermogen van marktwerking plaatste de partij grote vraagtekens.[2]
Wordt die conclusie van de PvdA door andere partijen nu onderschreven? Is er in de programma’s voor de Tweede Kamerverkiezingen van 2021 inderdaad sprake van een revaluatie van de overheid? Deze vraag zal hieronder eerst aan bod komen. We gaan na of de visie van de partijen op de rol van de overheid in algemene zin in hun ontwerpprogramma’s is veranderd vergeleken met de verkiezingsprogramma’s voor de Tweede Kamerverkiezingen van 2017. Daarna komt de vraag aan de orde of die herwaardering, wanneer daarvan sprake is, ook zichtbaar is geworden in concrete sociaaleconomisch beleidsvoornemens.
Het zou te veel ruimte vragen om in deze beschouwing alle partijen en alle thema’s de revue te laten passeren. Daarom is deze programvergelijking beperkt tot de vier regeringspartijen (VVD, CDA, D66 en ChristenUnie) en de drie grootste linkse oppositiepartijen (GroenLinks, SP en PvdA) We kijken inhoudelijk alleen naar een aantal relevante issues op sociaaleconomisch terrein, omdat daar volgens de media sprake zou zijn van een (zekere) ‘verlinksing’. Die is zeker niet zichtbaar bij sociaal-culturele thema’s als migratie en integratie, die we om deze reden dan ook buiten beschouwing laten. Om te veel referenties te voorkomen, wordt in dit artikel bij citaten niet verwezen naar de precieze vindplaats in deze teksten.[3]
Overheidsopvatting
Het is opmerkelijk dat er in vijf van de zeven hier geanalyseerde verkiezingsprogramma’s voor de Tweede Kamerverkiezingen van 2021 sprake is van een ‘beschermende overheid’ (al dan niet in exact deze bewoordingen). PvdA, VVD, CDA, D66 en ChristenUnie hanteren dit concept vaak in verband met globalisering, doorgeschoten marktwerking en de coronacrisis, maar ook met migratie (VVD), de verhouding burger/overheid – zoals bij de toeslagenaffaire en de Groningse, door gaswinning geïnduceerde aardbevingen – of ongelijkheid (PvdA).
De ChristenUnie en de PvdA gebruikten deze terminologie al in hun verkiezingsprogramma’s van 2017. De ChristenUnie sprak van ‘een overheid die het zwakke beschermt en het sterke reguleert’. De sociaal-democraten maakten zich sterk voor ‘een beschermende overheid en een solide, door idealen gedreven publieke sector’.[4] Het huidige conceptprogramma van de ChristenUnie komt daarbij dicht in de buurt: ‘Dat vraagt een sterke overheid, die de publieke zaak beschermt, maar ook in staat is een stapje terug te doen en ruimte te laten voor de samenleving.’ De partij vindt het idee achterhaald dat de vrije markt automatisch tot goede uitkomsten leidt en daarom zo min mogelijk gereguleerd zou moeten worden, en is daarmee beslister dan in haar programma van 2017. De ChristenUnie wil ‘weg van het Angelsaksische kapitalisme van steeds meer privatiseren’.
In het conceptverkiezingsprogramma stelt de PvdA dat ‘de samenleving een sterke, beschermende overheid nodig heeft’. Nadrukkelijker dan in 2017 bepleit de partij een herbezinning van de relatie tussen overheid en markt: ‘De kerntaak van de overheid is het behartigen van publieke belangen. In de markt overheersen daarentegen private belangen. Daarom is het aan de overheid de markt via wet- en regelgeving op te leggen dat maatschappelijke doelstellingen worden gegarandeerd.’ Niet alleen de overheidsopvatting van de ChristenUnie, maar ook die van D66 sluit daarbij nauw aan. De sociaal-liberalen schrijven in hun huidige ontwerpprogramma dat de overheid ‘te lang in het verdomhoekje [heeft] gezeten. Terwijl ze hard nodig is om publieke belangen van ons allemaal te beschermen.’ De partij wil ‘een nieuw progressief kapitalisme, met markten die werken voor iedereen’. Daarvoor is een overheid nodig die niet alleen economische welvaart bevordert, maar zich ook bekommert om welzijn, kwaliteit van leven, milieu en klimaat. Veel veranderd is de overheidsopvatting van D66 niet vergeleken met 2017, wel meer ingekleurd en wat scherper verwoord.
De overheidsopvatting van GroenLinks is tussen 2017 en 2021 evenmin veel gewijzigd, maar wel geprononceerder geworden. Marktwerking moet worden teruggedrongen: in 2017 werd daarbij expliciet de zorg genoemd, in 2021 de publieke sector als geheel. Onderwijs en veiligheid alsmede het verzekerd zijn van inkomen en zorg noemde de partij in haar programma van 2017 ‘een kerntaak van de overheid’. In het programma van 2021 zegt GroenLinks te staan ‘voor een overheid die basiszekerheid biedt voor iedereen’. Partijleider Jesse Klaver bepleit ‘een sterke overheid… tegen de tucht van de markt. We slaan linksaf.’[5]
Fundamentele kritiek op de marktwerking is ook een constante in de laatste SP-programma’s. De partij doet in algemene zin vrijwel geen uitspraak over de overheid of de staat, haar eis van ‘minder markt’ combineert zij met ‘meer democratie’. In het program van 2017 kwam de SP op ‘voor de publieke sector en voor democratische zeggenschap’. Zonder het met zoveel woorden te benoemen staat de partij voor een overheid met een brede taakopvatting: ‘publieke diensten die betaald worden met publiek geld nemen we ook in publieke handen’, zo stelt zij in de programma’s van 2017 en 2021.
Het verkiezingsprogramma van het CDA van 2017 sprak in traditioneel christendemocratische termen van een overheid als ‘schild voor de zwakken’, en daarnaast van een ‘overheid die bovenal dienstbaar [is] aan burgers, bedrijven en organisaties’. In het ontwerpprogramma voor de Kamerverkiezingen van 2021 breekt de partij een lans voor ‘een dienstbare en beschermende overheid’. Deze ‘slagvaardige en rechtvaardige overheid’ moest de door het CDA gewenste, op samenwerking gebaseerde ‘coöperatieve samenleving’ bevorderen, oftewel ‘de zorg voor elkaar-samenleving’.
De meest opvallende verandering is zichtbaar bij de VVD. Demissionair premier en partijleider Mark Rutte vond lange tijd dat de overheid ‘geen geluksmachine’ is. In haar programma van 2017 stond de grootste regeringspartij nog voor ‘een kleine, efficiënte overheid’. Zij had destijds weinig op met de opvatting om ‘alles wat misgaat weer snel naar de overheid te halen’. In hun huidige ontwerpprogramma kijken de liberalen er geheel anders tegenaan. ‘In plaats van de rol van de overheid te verkleinen, zal de komende tijd juist een sterke, actieve overheid nodig zijn om ons te beschermen en onze economie en samenleving eerlijk en gezond te houden.’
Dit citaat suggereert dat de coronacrisis voor de VVD de aanleiding was om de rol van de overheid tegen het licht te houden, maar dat is niet het hele verhaal. De sterke, actieve overheid is ook noodzakelijk vanwege de globalisering en de ‘doorgeschoten macht’ van sommige private partijen.[6] Het ‘toeziend oog van een sterke overheid als marktmeester’ is nodig, die zal ‘de rafelranden van het kapitalisme actief bij moeten schaven’.
Zowel inhoudelijk als qua toon vormt het huidige ontwerpprogramma van de VVD een trendbreuk in het liberale denken over de overheid. Maatschappelijke ontwikkelingen zullen bij deze koersverlegging een rol hebben gespeeld. ‘VVD schuift wat op naar links nu rechts uit de mode raakt’, zo scheef de Volkskrant bij de presentatie van het liberale ontwerpprogramma in de herfst van 2020.[7] Zo zijn de kiezers in 2020 in ruime meerderheid tegen de marktwerking in de publieke sector (in de zorg, op de woningmarkt of in het openbaar vervoer), terwijl ze daar in 2010 meer verdeeld over waren.[8]
Als de VVD de electorale boot niet wilde missen, was een heroriëntatie geboden. Die kondigde zich al aan met het in april 2019, ruim voor het uitbreken van de coronacrisis, verschenen ‘discussiestuk’ van Tweede Kamerfractievoorzitter Klaas Dijkhoff. Hij bepleitte daarin een ‘liberale herwaardering van de overheid’. Hij koos hierin voor de middenklasse, ‘voor al ons goed volk, de harde werkers, de doeners die ons land overeind houden’. De VVD moest ‘vooral hun vrijheid en welzijn vergroten’. Met die liberale fixatie op de middenklasse is er minder aandacht voor de positie van bijstandsgerechtigden of degenen die een minimumloon verdienen.
Beschermende overheid
Alles overziende is de visie op de overheid van CDA en SP niet echt veranderd. D66, ChristenUnie, PvdA en GroenLinks lijken sterker het accent te leggen op de overheid als hoeder van het publieke belang die de markt sterker dient te reguleren. De VVD heeft als enige partij haar overheidsopvatting bijna in fundamentele zin aangepast en deze zo meer in lijn gebracht met die van de andere partijen. Bij de meeste partijen is aldus sprake van een (zekere) heroriëntatie in linkse richting, wat wil zeggen dat de overheid een grotere rol krijgt toebedeeld bij het verkleinen van maatschappelijke ongelijkheid. Dat gebeurt onder de noemer van de ‘beschermende overheid’, een concept dat zoals eerder gezegd bij vijf van de zeven partijen een prominente plek in het ontwerpprogramma heeft gekregen. Verrassend is dat niet: het adjectief ‘beschermend’ sluit immers aan bij het wijdverbreide crisisgevoel onder de kiezers, in een tijd met (gepercipieerde) dreigingen zoals de gevolgen van globalisering (flexibilisering van de arbeidsmarkt, verdelingseffecten, migratie) en de coronapandemie.
De in het algemeen te constateren grotere rol van de overheid komt ook tot uitdrukking in het feit dat in de ontwerpprogramma’s voor de Kamerverkiezingen van 2021 vaker de termen ‘overheid’ en ‘staat’ (inclusief samenstellingen) voorkomen dan in de programma’s van 2017, zoals tabel 1 laat zien.[9] Bij VVD, CDA en PvdA is een toename van beide termen zichtbaar; bij D66 en GroenLinks alleen van de term ‘staat’. Het is opmerkelijk dat de VVD relatief het vaakst deze begrippen in haar ontwerpprogramma van 2021 gebruikt, met GroenLinks, CDA en D66 in haar kielzog. De PvdA komt wat achteraan. Hekkensluiter is uitgerekend de SP, die als meest linkse partij toch als het meest etatistisch zou mogen worden beschouwd.
Wettelijk minimumloon en uitkeringen
Niet alleen is de overheidsvisie van de meeste partijen (wat) linkser geworden, in een aantal verkiezingsprogramma’s is ten aanzien van acht concrete sociaaleconomische issues ook in uiteenlopende mate een verschuiving in linkse richting zichtbaar. Het meest in het oog springend is de hoogte van het wettelijk minimumloon (nu ongeveer tien euro per uur).[10] De enige partijen die zich in 2017 voor een verhoging uitspraken waren de PvdA (in algemene zin) en de SP (plus 10%). In de huidige conceptprogramma’s zijn alle partijen voorstander van een verhoging, waarbij de mate waarin nogal verschilt.[11]
De VVD wil het minimumloon ‘verhogen’, zonder een bedrag of percentage aan te geven. Het CDA bepleitte een verhoging met 10%. D66 voegt aan dat percentage ‘ten minste’ toe en wil – als het werkgelegenheidseffect het toelaat – een verhoging met 20%. De ChristenUnie zit ongeveer op dezelfde lijn met een verhoging van ‘ten minste 10% tot maximaal ruim 21%’ van het wettelijk minimumloon. De drie linkse partijen stellen een verhoging naar veertien euro per uur voor – waarvoor de FNV sinds begin 2019 ijvert en wat neerkomt op een toename van zo’n 40%.
Bij de vaststelling van het verkiezingsprogramma van het CDA maakte overigens op instigatie van de nieuwe partijleider Wopke Hoekstra de verhoging van het minimumloon plaats voor een ‘gerichte lastenverlaging’. Hoekstra wilde wel een hoger nettominimumloon, wat volgens hem zou kunnen door een verhoging, maar ook door een belastingverlaging. ‘Het zou best én én kunnen worden’, zei hij daarover.[12]
In de programma’s van 2017 van VVD, CDA, D66 en ChristenUnie werd niet over de verhoging van de uitkeringen gesproken. De vier regeringspartijen stellen zich in hun huidige ontwerpprogramma’s anders op. De VVD wil dat de stijging van het wettelijk minimumloon doorwerkt in de AOW en arbeidsongeschiktheidsuitkering – de zogeheten ‘koppeling’. Zij wil niet dat de verhoging van het minimumloon automatisch leidt tot een verhoging van de bijstandsuitkering, omdat dit werken minder aantrekkelijk zou maken. Om diezelfde reden wil D66 de uitkeringen ‘deels’ laten meestijgen. De ChristenUnie lijkt dat echter volledig te willen. Het CDA stelt voor om elke twee jaar het sociaal minimum te herijken om na te gaan of de uitkeringen nog voldoende bestaanszekerheid bieden. PvdA en SP stellen nadrukkelijk (net als in 2017) dat de uitkeringen de ‘gemiddelde loonstijging’ respectievelijk de ‘verhoging van het minimumloon volgen’. GroenLinks bepleitte in 2017 een ‘forse’ verhoging van de AOW en noemde andere uitkeringen niet. In het huidige ontwerpprogramma wordt niet alleen een verhoging van de AOW maar ook van de bijstand en de Wajong genoemd.
Zorgstelsel en eigen risico
Ten aanzien van het zorgstelsel lopen de opvattingen ook uiteen. De regeringspartijen VVD, CDA, D66 en ChristenUnie houden vast aan het eigen risico, terwijl PvdA, GroenLinks en SP daarvan af willen, net als in hun programma’s van 2017. VVD, CDA en ChristenUnie willen de hoogte van het eigen risico van € 385 bevriezen – in 2017 wilden CDA en ChristenUnie het nog aanzienlijk verlagen. D66 wenst een lichte stijging tot maximaal € 400, waarbij de partij voorstelt dat er per behandeling slechts € 100 verhaald mag worden op de verzekerde. Ook de VVD spreekt haar voorkeur uit voor een eigen bijdrage per behandeling, met als maximum de hoogte van het huidige eigen risico. De standpunten van CDA en ChristenUnie komen daarbij in de buurt. De linkse partijen zijn gedrieën voor het al dan niet geleidelijk afschaffen van het eigen risico.
De linkse partijen zijn ook het meest kritisch over de marktwerking in de zorg. De SP is hier altijd tegen geweest. GroenLinks pleitte in 2017 voor ‘strengere regulering’, maar wil er nu helemaal vanaf. De PvdA wees marktwerking in haar ontwerpverkiezingsprogram van 2017 eveneens af maar is in het huidige ontwerp minder expliciet, alhoewel het er ongeveer wel op neerkomt. De sociaal-democraten stellen dat ‘de belofte van marktwerking in de zorg – hogere kwaliteit tegen een lagere prijs – niet is waargemaakt’. Zij bepleiten meer samenwerking, ‘in combinatie met stevige regie van de overheid’.
CDA en ChristenUnie willen in de zorg net als in 2017 minder marktwerking en meer samenwerking. D66 waardeert het dat in het huidige zorgstelsel mensen de mogelijkheid hebben om voor hen passende zorg te kiezen, maar meent tegelijk dat het stelsel verbeterd moet worden ‘door de overheidsregie te versterken’ en is daarmee kritischer dan in 2017. Niet verrassend is de VVD nog het meest positief over de marktwerking in de zorg. De partij vindt dat ‘concurrentie tussen aanbieders… de zorg [kan] verbeteren’ en betaalbaar kan houden. Zij erkent ook dat ‘doorgeschoten marktwerking’ ertoe kan leiden dat ‘we de menselijke maat uit het oog verliezen’.
Leenstelsel hoger onderwijs
Begin 2015 stemde een meerderheid in de Eerste Kamer van VVD, PvdA, GroenLinks en D66 in met de invoering van een leenstelsel voor studenten in het hoger onderwijs, ook wel het studievoorschot genoemd. Daarmee kwam aan de basisbeurs een einde. Studenten zouden voortaan zelf in hun toekomst dienen te investeren. Door hun opleiding zouden ze hun lening later kunnen terugverdienen. Het leenstelsel kreeg veel kritiek, maar in 2017 steunden de genoemde vier partijen het in hun programma’s nog steeds.
In de aanloop naar de komende Tweede Kamerverkiezingen is echter alleen de VVD nog voorstander van het leenstelsel. D66, PvdA en GroenLinks hebben allen een draai gemaakt en willen terug naar een basisbeurs. CDA, SP en ChristenUnie waren in 2015 in de Eerste Kamer en in 2017 in hun programma’s tegenstander van het leenstelsel en zijn dat in hun huidige ontwerpprogramma’s nog steeds. Over hoe hoog de basisbeurs zou moeten worden lopen de meningen uiteen.[13]
Hypotheekrenteaftrek
De hypotheekrenteaftrek – oftewel de belastingkorting voor huiseigenaren met een hypotheek – staat in een aantal programma’s ter discussie. Maar niet bij de VVD en het CDA, want die zwijgen in hun verkiezingsprogramma’s over deze belastingmaatregel, zowel in 2017 als in 2021. De SP houdt het in 2021 bij haar standpunt van 2017: zij wil de hypotheekrenteaftrek voor woningen met een hypotheek tot € 350.000 handhaven: ‘daarboven beperken we de aftrek’.
Bij GroenLinks is er evenmin wat veranderd, de partij wil net als in 2017 dat de aftrekpost versneld wordt afgebouwd. Bij de overige drie partijen is een aanscherping van hun standpunt zichtbaar. D66 en ChristenUnie spraken in 2017 nog over het terugbrengen van de hypotheekrenteaftrek, maar willen die nu ‘volledig afbouwen’ respectievelijk ‘geleidelijk afschaffen’. De PvdA wilde in 2017 het maximale bedrag waarover hypotheekrente kan worden afgetrokken ‘aftoppen op € 500.000 per huishouden’. In haar huidige ontwerpprogramma is zij voorstander geworden van het ‘langzaam afbouwen’.
Rijksbegroting en belastingdruk
De coronacrisis heeft voor de meeste partijen wat betreft de rijksbegroting de bakens verzet: zij willen het tekort laten oplopen om te investeren in economisch herstel om zo uit de crisis te komen. De SP wilde in 2017 de begrotingsregels vervangen ‘voor een beleid dat meer investeringen in de samenleving mogelijk maakt’. Afgezien van GroenLinks, die zich daarover niet uitsprak, hechtten de andere partijen in hun toenmalige programma’s aan begrotingsevenwicht. Het CDA toonde zich in 2017 voorstander van ‘trendmatig begroten’ en D66 gaf aan dat in economisch slechte tijden er tekorten mochten zijn – en dat is in 2021 zeker het geval.
Ten slotte pleitten de meeste partijen in hun ontwerpprogramma’s voor een verschuiving van de belastingdruk van arbeid naar vermogen. D66, SP, GroenLinks en PvdA willen meer dan in 2017 de belasting verhogen op respectievelijk ‘vermogen en vervuiling’, voor ‘de grote bedrijven en de hoge vermogens’, ‘superrijken, renteniers en grote bedrijven’ en ‘multinationals, vermogenden, topinkomens en grote vervuilers’. Nadrukkelijk vermeldt GroenLinks dat miljonairs zwaarder belast moeten worden – wat de SP in 2017 en 2021 ook (heeft) bepleit.
Verder stellen GroenLinks en PvdA voor dat ‘pandjesbazen’ meer belasting gaan betalen (in het sociaal-democratische programma de ‘Prins Bernard-belasting’ genoemd). De ChristenUnie wil zowel in 2017 als in haar huidige ontwerpprogram een hogere belasting op vermogen; VVD en CDA zwijgen daarover in hun (ontwerp)programma’s. Wel menen de liberalen in 2021 dat ‘de vaak gehoorde roep om meer belasting op vermogen en minder op arbeid… geen volledige oplossing’ zou bieden.
Verschuivingen naar links
Tabel 2 laat de verschuivingen naar links zien in de ontwerpprogramma’s op de geselecteerde items. Een nul geeft aan dat een partij op het betreffende issue in haar huidige ontwerpprogram niet van opvatting is veranderd vergeleken met haar program van 2017. Het plusteken geeft weer dat het standpunt (wat) linkser is geworden – dus in de richting van verkleining van ongelijkheid.[14] Zo zijn alle partijen wat betreft hun opvattingen over het minimumloon naar links opgeschoven, wat overigens niet wil zeggen dat ze daar nu identiek over denken. Vijf van de zeven partijen lieten zich in 2017 niet uit over het minimumloon, maar bepleiten nu een verhoging. PvdA en SP wilden dat al in 2017, maar gaan in hun huidige ontwerpprogramma’s een stap verder – vandaar overal het plusteken. Slechts in twee gevallen is een minteken toegekend: in hun ontwerpprogramma’s hebben CDA en ChristenUnie hun voorstel van 2017 losgelaten om het eigen risico aanzienlijk te verlagen. De overige partijen hielden vast aan hun opvatting van 2017, en dat kan zijn handhaven (in een andere vorm) of afschaffen.
In tabel 2 wordt ook zichtbaar dat naast de verhoging van het minimumloon de meeste beweging naar links zich voltrekt bij de uitkeringen (wat een verhoging betekent, zij het dat de partijen verschillen over welke uitkeringen verhoogd moeten worden), en het begrotingstekort (dat mag oplopen om de economische crisis en coronacrisis te bestrijden). Geen ontwikkeling is vast te stellen bij het al vermelde eigen risico, terwijl weinig beweging waar te nemen valt bij de items marktwerking in de zorg, leenstelsel, hypotheekrenteaftrek en vermogensbelasting.
Het zijn vooral D66, PvdA en GroenLinks die naar links zijn opgeschoven – in de richting van de SP, die vergeleken met 2017 inhoudelijk nauwelijks heeft bewogen.[15] De dynamiek zit dan ook vooral bij D66 en op links, en niet op rechts. Zo blijken VVD en CDA ten aanzien van maar drie van de acht geselecteerde thema’s (wat) naar links te zijn opgeschoven. ‘Een stapje naar het midden’ noemde Tweede Kamerfractievoorzitter Klaas Dijkhoff het bij de presentatie van het ontwerpprogramma, en veel meer is het inderdaad niet.[16]
Dat in sociaaleconomische zin ‘rechts naar links schuift’ en dat er sprake zou zijn van een ‘schouder-aan-schouder shuffle naar links’, zoals kranten hebben geschreven, gaat dan ook te ver.[17] Zoveel andere voorbeelden van ‘verlinksing’ naast de drie die hierboven zijn genoemd, vermelden zij ook niet; het blijft eigenlijk bij de verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zzp’ers en de terugkeer van de sociale werkplaats (beschutte werkplekken).
Overeenstemming op links
De inhoudelijke stellingnames van de partijen ten aanzien van de hierboven genoemde sociaaleconomische issues voor de komende Kamerverkiezingen overziende, springt de grote mate van overeenstemming tussen de linkse partijen in het oog – wat gezien de programmatische bestendigheid van de SP betekent dat PvdA en GroenLinks op deze thema’s wat linkser zijn geworden. De standpunten van de ChristenUnie en vooral D66 zijn daarbij dicht in de buurt van de SP, PvdA en GroenLinks gekomen. Het geschilpunt met de linkse partijen is de zorg.[18] Verder loopt er een breuklijn tussen deze vijf partijen enerzijds en CDA en VVD anderzijds, al is die mede gebaseerd op onze plausibele interpretatie dat de laatste twee tegen afschaffing van de hypotheekrente en verhoging van de vermogensbelasting zijn – waarover zij niets in hun programma’s zeggen.
Van de zeven potentiële regeringspartijen die hier zijn geanalyseerd, is de VVD nog altijd duidelijk het meest rechts gepositioneerd, ook al heeft zij zich in beginsel uitgesproken voor een verhoging van minimumloon, AOW en arbeidsongeschiktheidsuitkering. De bijstandsuitkering zonderden de liberalen daarvan uit, omdat een verhoging daarvan de prikkel om te gaan werken zou verminderen. De voorkeur van de VVD voor marktwerking is ook zichtbaar in haar waardering van het leenstelsel en het zorgstelsel. Al met al is de VVD op sociaaleconomisch terrein nog altijd de meest rechtse partij, met het CDA het dichtst in de buurt.
Vooruitkijken naar kabinetsformatie
Dat er in tijden van crisis zoals nu een grotere behoefte is aan een overheid die behoedt en bewaakt, ligt voor de hand. Het begrip ‘beschermende overheid’, dat in de ontwerpprogramma’s van ChristenUnie, CDA, D66, PvdA en VVD een prominente plaats kreeg, speelt daarop in. Afgezien van het CDA (en de SP) veranderde daarmee tevens hun visie op de overheid. ChristenUnie, D66, PvdA en ook GroenLinks leggen sterker dan in 2017 het accent op de overheid als hoeder van het publieke belang, die de markt strikter dient te reguleren. De VVD gaat in deze ideologische heroriëntatie niet zo ver, maar omdat deze partij verder van rechts kwam was voor haar de stap groter. ‘Deze eeuw vraagt om oude dogma’s los te laten. En om meer overheidsingrijpen dan we als liberalen gewend zijn te erkennen’, zo erkent zij ruiterlijk in haar ontwerpprogramma.
Heeft die gewijzigde opvatting van de rol van de overheid, vergeleken met 2017, tot een aanpassing geleid van de partijstandpunten op sociaaleconomisch terrein? Bij de VVD en het CDA is dat slechts in beperkte mate het geval. Dat ‘rechts linkser is geworden’ gaat dan ook maar voor enkele issues op. Deze twee partijen zijn elkaars grootste electorale concurrenten en richten zich beide nadrukkelijk en in het bijzonder op de middenklasse. Met de opvolging van Hugo de Jonge door Hoekstra als partijleider schuift het CDA weer wat meer in de richting van de VVD.[19]
De verlinksing deed zich dan ook vooral voor in het politieke centrum en op links; daar zijn de partijen dichter bij elkaar komen te staan. Deze beweging weerspiegelt de trend onder de kiezers; uit onderzoek blijkt dat het geloof in marktwerking in de publieke sector (met name de zorg) sterk is afgenomen. Kiezersonderzoeker Peter Kanne constateert dat in de periode 2010-2020 de sociaaleconomische verschillen tussen het electoraat van de partijen ‘niet toenamen (allemaal schuiven ze – iets – naar links)’.[20] Overigens is de sociaal-culturele kloof tussen de verschillende kiezersachterbannen in het afgelopen decennium groter geworden.
Wat zegt dit nu over de aanstaande kabinetsformatie? Als het uitsluitend om deze sociaaleconomische punten gaat, is de kans groot dat de huidige coalitie, die volgens de Peilingwijzer van 29 januari 2021 op zo’n 80 zetels kan rekenen, wordt voortgezet. Maar er zijn in de formatie vanzelfsprekend veel meer kwesties waarover overeenstemming nodig is. Vooral op sociaal-cultureel vlak (migratie, integratie) en wat betreft het klimaatbeleid zal dat niet eenvoudig zijn tussen VVD en CDA enerzijds en ChristenUnie en D66 anderzijds (die onderling ook weer verschillen). In 2017 is het deze partijen echter ook gelukt, waar bijkomt dat de opvattingen van PvdA, GroenLinks en SP nog verder linkswaarts liggen. Om ook een meerderheid in de Eerste Kamer te hebben, moet er nog wel een partij bij – en dan komt de PvdA in beeld. Maar of die daar voor voelt?
Noten
- Zie bijvoorbeeld: Kieskamp, W. (2020, 17 november). Onder invloed van de coronacrisis schuiven verkiezingsprogramma’s schouder-aan-schouder naar links. Trouw; en Stellinga, M. & Lievisse Adriaanse, M. (2020, 20 november). Kapitalisme wordt wat socialer in verkiezingsprogramma’s grote partijen. NRC Handelsblad.
- Zie bijvoorbeeld de opvattingen van de in januari 2021 teruggetreden PvdA-leider Lodewijk Asscher (2019). Opstaan in het Lloyd Hotel. Amsterdam: Podium. pp.119, 154 & 222.
- De verkiezingsprogramma’s van 2017 en de huidige conceptverkiezingsprogramma’s van de geselecteerde partijen zijn te vinden op http://www.dnpp.nl.
- Ook toenmalig partijleider Asscher noemt het begrip ‘beschermende overheid’ een paar keer in zijn boek Opstaan in het Lloyd Hotel. Het ging hem om een ‘overheid die niet alleen weer haar taak als beschermer opneemt, maar bovendien ruimte laat en minder wantrouwend is’ (p. 154, zie ook p. 143).
- Herderscheê, G. (2020, 10 oktober) Jesse Klaver slaat linksaf: ‘gratis’ zorg en een miljoen woningen erbij. De Volkskrant.
- In april 2019, ruim voor het uitbreken van de coronacrisis, verscheen het ‘discussiestuk’ van Klaas Dijkhoff, Liberalisme dat werkt voor mensen (Den Haag, 2019), met daarin een ‘liberale herwaardering van de overheid’ (p. 4), die kan worden beschouwd als de opmaat naar het ontwerpverkiezingsprogramma van de VVD in 2020.
- Hendrickx, F. (2020, 7 november). VVD schuift wat op naar links nu rechts uit de mode raakt. De Volkskrant.
- Kanne, P. (2021. Januari). Nederlandse kiezer wil het socialer, duurzamer en progressiever. Opvattingen over sociaaleconomische en sociaal-culturele kwesties. Amsterdam: I&O Research. pp. 14-19.
- Door op ‘overheid’ en ‘staat’ te zoeken in de pdf-(concept)verkiezingsprogramma’s telt de pdf-reader hoe vaak het woord in een programma voorkomt (zowel exact als samenstellingen).
- Op 1 januari 2020 bedroeg het minimumloon voor werknemers van 21 jaar en ouder, ongeveer 10 euro per uur (uitgaande van een 38-urige werkweek). Zie: CPB. (2020, april). Kansrijk arbeidsmarktbeleid. Update minimumloonbeleid.
- Herderscheê, G. & De Ruiter, M. (2020, 11 november). Hoe links en rechts het eens werden over een hoger minimumloon. De Volkskrant.
- Herderscheê, G (2021, 25 januari). Rutte onder vuur bij aftrap van verkiezingscampagne. De Volkskrant; zie ook: Kieskamp, W. (2021, 11 januari). CDA onder Hoekstra meer naar rechts. Trouw.
- Meijer, R. (2020, 29 oktober). CDA: basisbeurs moet terug, leenstelsel is ‘dure vergissing’. De Volkskrant.
- Het plusteken is ook toegekend in het (enkele) geval dat een partij in haar program van 2017 geen standpunt innam, maar wel in haar ontwerpprogram – mits dat nieuwe standpunt een verkleining van een vorm van ongelijkheid beoogt.
- ‘Zeker bij sociaal-economische thema’s zijn er inmiddels amper nog verschillen te ontdekken met GroenLinks en de SP’; zie Hendrickx, F. (2020, 1 november). PvdA neemt definitief afscheid van eigen beleid onder Rutte II. De Volkskrant.
- De Koning, P. (2020, 7 november). VVD schuift op naar links in programma voor de verkiezingen. NRC Handelsblad. Overigens wil de VVD nu wel een kilometerheffing, maar dan alleen voor elektrische auto’s (omdat die niet meebetalen aan fossiele brandstofaccijnzen). Ook moet de maximumhuurprijs in een sociale huurwoning omlaag voor mensen met een laag inkomen.
- Zie Stellinga, M. & Lievisse Adriaanse, M. (2020, 20 november). Kapitalisme wordt wat socialer in verkiezingsprogramma’s grote partijen. NRC Handelsblad; respectievelijk Kieskamp, W. (2020, 17 november). Onder invloed van de coronacrisis schuiven verkiezingsprogramma’s schouder-aan-schouder naar links. Trouw.
- Zie ook: Hendricks, F. (2020, 9 september). Onder Kaag gaat D66 strijd aan met links. De Volkskrant; en Lievisse Adriaanse, M. (2020, 21 september). D66 wil met programma stap naar links zetten. NRC Handelsblad.
- Kieskamp, W. (2021, 11 januari). CDA onder Hoekstra meer naar rechts. Trouw.
- Kanne, P. Nederlandse kiezer wil het socialer, duurzamer en progressiever. I&O Research. p.11; zie ook Hendrickx, F. (2021, 9 januari). Allemaal een beetje links. De Volkskrant; Hendrickx, F. (2020, 7 november). VVD schuift wat op naar links nu rechts uit de mode raakt. De Volkskrant.