Waar gaat het heen met de arbeidsmarkt? De trends zijn bekend. Technologie vernietigt oude banen, creëert nieuwe en verandert de organisatie van werk ingrijpend. De tweedeling tussen hoog- en laagopgeleiden groeit. De opmars van de zzp’ers ondermijnt de collectieve voorzieningen en versterkt de polarisatie tussen de succesvolle grootverdieners en de kleine krabbelaars. Het legioen onrendabelen groeit, vooral door de langdurig werkloze 45-plussers. De diversiteit aan arbeidsrelaties en contractvormen groeit. Vakbonden spelen door hun conservatisme en het gebrek aan representatie geen vruchtbare rol meer. Werkgevers profiteren en zien hun winsten groeien. De arbeidsmarkt versplintert.

Politici en beleidsmakers kunnen de ontwikkelingen niet bijbenen. De kabinetten Rutte hebben geprobeerd het arbeidsmarkt- en pensioensysteem te vernieuwen. Denk aan Asschers nieuwe flexwet, de Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties (DBA) en Klijnsma’s nieuwe Pensioenwet. Zoals voorspeld hebben deze ingrepen niet het beoogde effect en dragen ze ook niet bij aan een toekomstbestendige inrichting van de arbeidsmarkt.

Beleid zonder visie

Het gerommel in de marge heeft vele oorzaken. Ik wil er hier twee uitpikken. De eerste is het maatwerkmisverstand. De tweede het instrumentalisme. Met instrumentalisme bedoel ik de neiging de oplossing voor problemen te zoeken in technische bijstellinkjes binnen de bestaande kaders, zonder hierbij een helder eindbeeld voor ogen te hebben van waar dat toe moet leiden.

Je gaat dan bijvoorbeeld het aantal keren dat een werknemer een tijdelijk contract kan krijgen terugschroeven van drie naar twee, in de hoop dat werkgevers hierdoor sneller een vast contract uitdelen. Of je introduceert een ‘startersaftrek’ om beginnende ondernemers tegemoet te komen, zonder je te realiseren dat je daarmee valse concurrentie tussen zzp’ers en werknemers organiseert. Instrumentalisme is denken in oplossingen voor de korte termijn. Het is beleid maken zonder doel of visie.

Instrumentalistisch beleid is lekker snel en lijkt daadkrachtig. Politici en beleidsmakers kunnen ermee scoren. Op de lange termijn leidt het pleisters plakken echter tot verrommeling. Jaren van instrumentalisme hebben de Nederlandse arbeidsmarkt hinderlijk complex gemaakt. Hinderlijk omdat personeelsafdelingen continu bezig zijn aanpassingen te verwerken en onzinnige regels, denk bijvoorbeeld aan de nieuwe Werkkostenregeling (WKR), uit te leggen aan het vaste personeel, de flexkrachten en de zpp’ers.

Hinderlijk ook omdat gewone mensen het niet meer begrijpen en — mede daardoor — het gevoel hebben dat alleen de slimste jongetjes en meisjes optimaal van het systeem profiteren; het gevoel dat de regels niet in hun belang zijn; dat er rond arbeidsmarkt, sociale zekerheid en pensioen een vuil spelletje wordt gespeeld. Een gevoel waar de Amerikaanse politicus Elizabeth Warren aan refereert met haar leus: ‘The game is rigged.’

Gelijke monniken, geen gelijke kappen

Het maatwerkmisverstand verergert de verrommeling. Maatwerk klinkt mooi. Een maatpak zit toch beter dan confectie. Maatwerk lijkt daarom ook het voor de hand liggende antwoord op de toegenomen diversiteit in de samenleving en de versplintering van de arbeidsmarkt.

Maar dat is dus een misverstand. Het maatwerkbeleid waarmee de Nederlandse overheid probeert in te spelen op de individualisering en de veronderstelde behoefte aan keuzevrijheid maakt de complexiteit alleen maar groter en levert hinderlijke rechtsongelijkheid op.

Voor elke contractvorm op de arbeidsmarkt hebben we aparte regels, voorwaarden en fiscale bepalingen bedacht. Zo staan tussen de zzp’er en de werknemer in loondienst nu torenhoge papieren muren, net als tussen de werknemer in vaste dienst en de flexwerker. Twee mensen die exact hetzelfde werk doen, kunnen juridisch, fiscaal en verzekeringstechnisch in volstrekt verschillende werelden leven.

Dat is verkeerd. Principieel, omdat gelijke monniken ongelijke kappen op krijgen, maar ook omdat de arbeidsmarkt er onnodig complex van wordt en het mensen moeilijk maakt om van de ene contractvorm over te stappen naar een andere. De papieren muren hinderen het soepel functioneren van de arbeidsmarkt.

Ook de discussie over de toekomst van ons pensioenstelsel wordt gedomineerd door het maatwerkmisverstand. Terwijl de meeste Nederlanders een collectief pensioen willen, blijven de pensioenspecialisten hameren op ‘keuzevrijheid’ en ‘ eigen verantwoordelijkheid’. Binnen de bestaande kaders van ‘de tweede pijler’ speurt de Sociaal-Economische Raad (SER), dus puur instrumentalistisch, naar mogelijkheden tot individualisering. Zo komen de pensioenspecialisten dan op het idee om ‘individuele pensioenpotjes’ te maken, maar dan wel met ‘collectieve risicodeling’. Vanwege het misverstand dat mensen maatwerk zouden willen, sleutelt de SER zo een overbodig complex financieel construct in elkaar, onbegrijpelijk en — opnieuw — niet toekomstbestendig.

De blokjestelefoon

Hoe moet het dan? Het maatwerkmisverstand moet plaatsmaken voor verregaande vereenvoudiging en uniformering. Het instrumentalisme moeten we inruilen voor beleid dat gericht is op een helder en aantrekkelijk eindbeeld.

Welk eindbeeld dan? Er zijn er natuurlijk meerdere, maar een eindbeeld dat mij aanspreekt omdat het eenvoud, rechtsgelijkheid en betrouwbaarheid koppelt aan vrijheid, is de ‘blokjestelefoon’. Dit mobieltje van de Nederlandse ontwerper Dave Hakkens kunnen gebruikers naar eigen voorkeur inrichten door ‘legoblokjes’ met gewenste functionaliteit (zoals extra batterij) te klikken op een blok met basisfuncties. De basisfuncties zijn voor iedereen gelijk. Passen we dit beeld toe op onze verzorgingsstaat dan komt het zorgstelsel nog het meest in de buurt, met de verplichte basisverzekering voor iedereen en daarbovenop de vrijwillige aanvullende verzekering.

Vertaald naar de arbeidsmarkt betekent dit dat de politiek aanstuurt op een eindbeeld waarin de basale rechten en plichten voor alle werkende Nederlanders hetzelfde worden, ongeacht contractvorm. De basisfuncties, denk aan ontslagbescherming, inkomensbescherming, arbeidsongeschiktheid, scholing en pensioen, zijn eenvoudig en voor iedereen verplicht. Ook wettelijke kaders als het minimumloon en de Arbeidstijdenwet gelden voor iedereen. De overheid zorgt dat het goed komt.

Het misplaatste streven naar maatwerk maakt plaats voor consequente uniformering. Eindelijk zullen overheid en sociale partners zich realiseren dat het antwoord op de toegenomen diversiteit op de arbeidsmarkt niet ligt in ingewikkelde arrangementen, maar dat de spelers op de arbeidsmarkt juist gebaat zijn bij een set heldere en eenvoudige basisregels. Niet meebuigende complexiteit maar heldere, uniforme spelregels. Geen ingewikkelde, individuele arrangementen maar universele, eenvoudige en collectieve voorzieningen. Geen papieren muren, maar een gelijk speelveld.

Het ‘maatwerk’ bestaat alleen nog in de vorm van de opklikbare elementen van de blokjestelefoon. Dat maatwerk mogen de sociale partners regelen, of — toekomstbestendiger — de mensen organiseren die extraatjes zelf. De overheid bemoeit zich hier niet meer mee en laat zich ook niet verleiden tot fiscale stimulering van specifieke opklikblokjes. Hetzelfde basisprincipe dat we kennen uit het zorgstelsel geldt ook hier: de basis legt de overheid, als collectieve, verplichte, publieke voorziening. Wat mensen daarbovenop nog aanvullend willen regelen, dat zoeken ze zelf maar uit.

In het volgende regeerakkoord moeten partijen overeenkomen dat het afgelopen is met het gerommel in de marge, met instrumentalisme en met maatwerkbeleid. Nederland is toe aan een fundamenteel herontwerp van de arbeidsmarkt, de sociale zekerheid en het pensioenstelsel. Het is zinloos dat te proberen vanuit de bestaande kaders.

De huidige premier mag tegen ‘visie’ zijn, toch zal de volgende regering zich een helder beeld moeten vormen van waar het heen moet. De blokjestelefoon kan daarbij dienst doen als een richtinggevende metafoor, maar ook andere beelden zijn behulpzaam. Denk aan het typische Hollandse plaatje van de dijk, waarmee Paul de Beer altijd zo mooi

het fundamentele belang van collectief en verplicht gefinancierde publieke voorzieningen illustreert. Of benut de — meer abstracte maar niettemin aantrekkelijke — notie van ‘ingebedde flexibilisering’, waarmee Peter van Lieshout onlangs in Het Financieele Dagblad de arbeidsmarktinrichting in de Scandinavische landen beschreef: ‘De overheid stelt een beperkt algemeen kader en daarbinnen zoekt iedereen zijn weg.’

Zo moet het. Of het nu gaat om de zorgverzekering, inkomensvoorzieningen, transitie- en scholingsbudgetten of pensioen, de publieke basisvoorzieningen moeten zijn als een dijk: eenvoudig, betrouwbaar, verplicht en collectief gefinancierd. Maatregelen die naar dat eindbeeld toewerken, denk aan een verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering voor alle werkenden, het afschaffen van de zelfstandigenaftrek, of een uniform pensioencontract voor iedereen, zijn goed. Maatregelen die hiervan weg bewegen, zoals het idee van de individuele pensioenpotjes, zijn fout.

Het is tijd. De economische lente is daar. Met de blokjestelefoon van Dave Hakkens, de dijken van Paul de Beer en de ingebedde flexibilisering van Peter van Lieshout hebben we bruikbare, heldere eindbeelden voor ogen. De nieuwe regering kan aan de slag met de grote lenteschoonmaak; de grote vereenvoudiging van arbeidsmarkt, sociale zekerheid en pensioen. Ons land snakt ernaar.

 

Auteur(s)

Dossiers

Voor een thematisch overzicht van al onze artikelen en publicaties, zie onze dossiers

Steun de Wiardi Beckman Stichting

Veel van onze onderzoeksprojecten en publieke bijeenkomsten zijn mogelijk gemaakt door giften van donateurs. Ook S&D zouden wij niet kunnen maken zonder donaties.