Ruim honderd jaar geleden liepen de SDB en SDAP voorop in de strijd voor het algemeen kiesrecht. In 1883 bracht Domela Nieuwenhuis mensenmassa’s op de been om op Prinsjesdag uitbreiding van het kiesrecht te bepleiten en in het beginselprogramma van de SDAP uit 1895 stond het algemeen kiesrecht prominent vermeld. Voor sociaal-democraten uit die tijd was het algemeen kiesrecht niet alleen een wapen in de strijd tegen de heersende klasse, maar ook een middel om de arbeidersklasse te verheffen. Deelname aan besluitvorming vormde voor hen een belangrijke leerschool, waarin maatschappelijke en politieke talenten ontwikkeld konden worden.

Inmiddels is het algemeen kiesrecht al ruim een eeuw een gegeven. Daardoor wordt verondersteld dat het kiesrecht niet meer ter discussie staat. Niets is echter minder waar, de vraag wie recht heeft om onze Kamer- of gemeenteraadsleden te verkiezen is nog altijd actueel. In veel landen is inmiddels het inzicht doorgedrongen dat 16- en 17-jarigen ook recht hebben om te stemmen. Zo mogen zij stemmen bij nationale verkiezingen in Malta en Oostenrijk en bij Europese, lokale en regionale verkiezingen in België, Duitsland, Estland, Schotland, Wales en Zwitserland. In Nederland echter, wil de discussie over dit belangrijke democratische vraagstuk maar niet van de grond komen.

Een eerste argument voor verlaging is dat deze hoort bij een inclusieve democratie waarin gelijke politieke rechten het fundament vormen. Als burgers elkaars gelijken zijn, vergroot dit hun waardigheid. Het kiesrecht is een belangrijke manier om deze inclusiviteit tot stand te brengen. Het verlagen van de leeftijd naar 16 jaar ervoor zorgt dat 16- en 17-jarigen kunnen mee besluiten over belangrijke thema’s die hen in de toekomst raken, zoals de klimaatcrisis, het pensioenstelsel en de betaalbaarheid van de gezondheidszorg.

Een tweede argument voor verlaging is dat deze bijdraagt aan de verkleining van de (politieke) ongelijkheid tussen jongeren en ouderen. Een aantal belangrijke maatschappelijke vraagstukken heeft belangrijke lange termijn implicaties, denk aan de toekomst van de arbeids- en woningmarkt, waarbij we van hedendaagse jongeren meer onzekerheid en flexibiliteit vragen dan van voorgaande generaties. Jongeren hebben voorlopig minder mogelijkheden om over deze thema’s mee te praten, terwijl zij vaak andere opvattingen over deze vraagstukken hebben dan oudere generaties.

Een derde argument voor verlaging is dat deze bijdraagt aan het bevorderen van de politieke interesse, kennis en participatie van jongeren. Jongeren tussen de 16 en 18 jaar zijn ontvankelijk voor socialisatie tot democratisch burger. Onderzoek laat zien dat de democratische overtuigingen van jongeren zich voor een belangrijk deel vormen tijdens deze levensfase. Bijkomend voordeel is dat jongeren tijdens deze fase vaak nog in een context zitten die het makkelijker maakt om hen politiek bewust te maken: vaak wonen zij nog thuis en gaan zij nog naar school. Opvoeders en docenten kunnen hen begeleiden, zodat zij geïnformeerd kunnen deelnemen aan de verkiezingen. Uit onderzoek blijkt dat het verlagen van de stemleeftijd een positief effect heeft op de politieke kennis, interesse en participatie van jongeren.

Hopelijk betekent ‘Samen onze Toekomst in Handen Nemen’, ook echt samen. En maken GroenLinks en de PvdA een speerpunt van verlaging van de kiesgerechte leeftijd. De jeugd heeft immers de toekomst.

Auteur(s)

Dossiers

Voor een thematisch overzicht van al onze artikelen en publicaties, zie onze dossiers

Steun de Wiardi Beckman Stichting

Veel van onze onderzoeksprojecten en publieke bijeenkomsten zijn mogelijk gemaakt door giften van donateurs. Ook S&D zouden wij niet kunnen maken zonder donaties.