In de opvattingen van linkse stemmers zit meer dan genoeg overlap om nog eens na te denken over samenwerking. Maar het ziet er niet rooskleurig uit.

Een kleine twee jaar geleden organiseerden de Wiardi Beckman Stichting en Bureau de Helling een bijeenkomst over de toekomst van links. Een van de belangrijkste aanleidingen voor het organiseren van dit symposium was de dramatische stand in de peilingen op dat moment. Gezamenlijk zouden PvdA, SP en GroenLinks nog slechts zo’n 45 zetels in de wacht weten te slepen. Ter vergelijking: bij de laatste verkiezingen in 2012 waren dat er nog 57. En in 2006 maar liefst 65. Oftewel, de nood was hoog. Maar tijdens die bijeenkomst kwamen de clubs niet echt dichter bij elkaar. Het was een gemiste kans.

De inzet was toen: hoe zou links het tij kunnen keren? Is er ruimte voor samenwerking? En wat wil de linkse kiezer eigenlijk? Laten we, nu de peilers meer gelijk kregen dan gesuggereerd en links inderdaad gezamenlijk een nederlaag van jewelste leed, nog eens met die laatste vraag beginnen. Linkse kiezers verschillen duidelijk van andere kiezers. Met name als het gaat om hun opvattingen over sociaaleconomische ongelijkheid. Uit het Nationaal Kiezersonderzoek uit 2012 blijkt bijvoorbeeld dat kiezers van PvdA, SP en GroenLinks het thema ongelijkheid allemaal erg belangrijk vinden, en van mening zijn dat ongelijkheid zou moeten worden teruggedrongen door meer sociaaleconomische herverdeling, meer sociale zekerheid en meer investeringen in onderwijs.

Hoewel linkse kiezers hun zorgen over ongelijkheid dus met elkaar delen, zijn er ook thema’s waarop linkse kiezers het onderling sterk met elkaar oneens zijn. Twee voorbeelden: democratische vernieuwing en Europese eenwording. SP-kiezers zijn, veel meer dan mensen die op GroenLinks of de PvdA stemmen, voor meer directe democratie. Kiezers van GroenLinks staan weer, veel meer dan SP- en PvdA-kiezers, positief tegenover Europese eenwording. Met betrekking tot deze twee thema’s onderscheidt links zich als geheel bovendien nauwelijks van andere partijen. Als het om de EU gaat, denken GroenLinks-kiezers vrijwel hetzelfde als D66-stemmers, terwijl PvdA-kiezers zich nauwelijks onderscheiden van mensen die op VVD- en CDA-stemmen.

Twee thema’s die links ook splijten, maar die minder problematisch zijn, worden gevormd door immigratie en milieu. Kiezers van GroenLinks zijn veel sterker pro-immigratie en pro-duurzaamheid dan kiezers van de PvdA en de SP. Het belangrijkste verschil met onderwerpen als Europese eenwording en directe democratie is dat de thema’s immigratie en milieu nog altijd onderscheidend genoeg zijn voor het linkse electoraat in zijn geheel: hoewel PvdA- en SP-kiezers minder uitgesproken zijn dan GroenLinks-stemmers, verschillen zij nog altijd sterk van mensen die op bijvoorbeeld CDA, VVD of PVV stemmen. (Een uitzondering is hier D66, en misschien ook Denk en Artikel 1.) Als linkse partijen op deze thema’s compromissen sluiten, zijn ze waarschijnlijk nog altijd onderscheidend genoeg voor de linkse kiezers.

Eigenlijk zijn er dus twee groepen linkse kiezers. Beide groepen maken zich zorgen over sociaaleconomische ongelijkheid en zijn voor grotere sociaaleconomische herverdeling, meer sociale zekerheid en meer geld voor onderwijs. Maar de ene groep houdt er meer nationalistische en eurosceptische houdingen op na, terwijl de andere groep wat meer kosmopolitisch, groen en pro-EU is. Een bindend Groot Links Verhaal zou zich dus vooral moeten richten op sociaaleconomische ongelijkheid, en eventueel duurzaamheid en immigratie. Onderwerpen als Europese integratie en democratische vernieuwing zouden de linkse partijen echter beter links kunnen laten liggen.

Hoe staan de zaken er nu voor met betrekking tot het bindende Groot Linkse Verhaal? De SP benadrukte in haar verkiezingsprogramma Nu wij de (met name) sociaaleconomische verschillen tussen ‘de elite’ of ‘de grootverdieners aan de top’ en de gewone Nederlander of ‘de rest van de bevolking’. De rode draad door het programma is een pleidooi voor het terugdringen van deze ongelijkheid door iedereen te laten meedoen (‘meer zeggenschap’ is een terugkerend thema). De nadruk ligt daarbij op het bieden van meer zekerheid (door middel van bijvoorbeeld een hoger minimumloon, betere zorg en meer belasting voor de rijkeren).

GroenLinks benadrukte in Tijd voor verandering ook de toegenomen ongelijkheid. De oorzaak ervan wordt met name gelegd bij ‘het economisme’, en de oplossing wordt gezocht in een groenere economie en meer nadruk op samenwerking en onderling vertrouwen. In een opiniestuk in NRC Handelsblad pleitte GroenLinks-leider Jesse Klaver voor een ‘radicaal links verhaal over het tegengaan van ongelijkheid en onzekerheid’.

Ook de PvdA schreef veelvuldig over ongelijkheid. Net als de SP benadrukte de partij in haar verkiezingsprogramma Een verbonden samenleving het belang van ‘zekerheid’, en net als GroenLinks heeft de partij het veel over ‘vertrouwen’. Bovendien scherpte Lodewijk Asscher, nadat hij was verkozen tot lijsttrekker van de sociaal-democraten, het programma aan. Zo wil hij een belastingtoptarief van 60/% voor inkomens boven de 150.000 euro. Er leek dus ruimte te zijn voor een Groot Links Verhaal over ongelijkheid en sociale zekerheid.

Ooit gingen de PvdA, D66 en de PPR de verkiezingen in met een gezamenlijk programma: Keerpunt ’72. Het mooie van dit stembusakkoord was dat de partijen hiermee al vóór de verkiezingen duidelijk maakten dat ze met elkaar een regering wilden vormen. Op deze manier werden de coalitieonderhandelingen gedeeltelijk naar voren gehaald, en kregen kiezers daardoor een grotere invloed op de uiteindelijke regeringsvorming.

Er zijn het afgelopen jaar wel allerlei positieve geluiden in de richting van zo’n soort samenwerking te horen geweest. Femke Halsema toonde zich eerder al voorstander van een stembusakkoord met de PvdA. Ook Job Cohen hoopte herhaaldelijk hardop dat linkse partijen goed naar elkaar zouden gaan luisteren, en volgens Jeroen Dijsselbloem was ‘de noodzaak tot samenwerking groter dan ooit’. En de PvdA-jongeren pleitten niet zo lang geleden ook voor een stembusakkoord met de SP en GroenLinks. Zelfs Jan Marijnissen, oud-leider van de SP – de partij die het meest terughoudend staat tegenover linkse samenwerking – heeft zich positief over een stembusakkoord uitgelaten. Zo zei hij twee jaar geleden op BNR Nieuwsradio: ‘Als progressieve partijen, welke dat ook zijn, vóór de verkiezingen aan tafel zouden gaan zitten, 25 tot 30 punten zouden afspreken die te realiseren zijn als ze met z’n allen een meerderheid halen, weet de kiezer tenminste ook voor de verkiezingen waar ‘ie op stemt als er uiteindelijk een coalitie komt. Dat is veel eerlijker ten opzichte van de kiezer’. Voormalig PvdA-prominent Jan Pronk acht linkse samenwerking de enige voorwaarde waaronder hij nog op de PvdA kan stemmen, zo schreef hij onlangs op zijn eigen website.

Ook de partijleiders lieten zich positief uit. Jesse Klaver stelde tijdens de verkiezingen voor dat linkse partijen na de verkiezingen vasthouden aan een aantal niet-onderhandelbare principes – waaronder het verkleinen van de ongelijkheid, het vergroenen van de economie en het terugdringen van de marktwerking in de zorg. PvdA-leider Asscher nam het initiatief voor een progressief verbond over de arbeidsmarkt. Hij wilde dat de linkse partijen elkaar ook na de verkiezingen vasthouden op een aantal voorstellen die de zekerheid van mensen in loondienst en flexwerkers moeten vergroten. GroenLinks en SP reageerden positief op de inhoud van het door Asscher gepresenteerde puntenplan. Ook is er de klimaatwet – een initiatief van GroenLinks en de PvdA dat nu ook door onder andere de SP wordt ondersteund. En daarnaast heeft Asscher al aangegeven linkse en progressieve pacten te willen sluiten met betrekking tot de zorg (denk aan het afschaffen van het eigen risico en het terugdringen van de bureaucratie) en gelijke kansen voor kinderen op het gebied van onderwijs en armoedebestrijding.

Noch tijdens de voorbereidingen van de programma’s, noch tijdens de campagnes was het onderwerp van een stembusakkoord echter bespreekbaar. Alweer een gemiste kans. Om niet een volgende kans te missen, zou het misschien beter zijn niet meer over eventuele fusies te spreken. Niet alle betrokken partijen lopen namelijk over van enthousiasme.

Zo heeft de SP er geen enkele behoefte aan zich bij de PvdA aan te sluiten als het gaat om de zorg. De partij heeft haar eigen initiatief – het Nationaal Zorgfonds – en vindt dat de sociaal-democraten zich dáárbij mogen aansluiten als ze zo nodig willen samenwerken. Men is het bepaald nog niet vergeten dat Samsom de SP in 2012 direct uitsloot van de formatie. En hoewel SP en GroenLinks zich in grote lijnen kunnen vinden in de arbeidsmarktplannen van Asscher, willen ze zich nergens op vastleggen. Het is ergens ook wel weer grappig dat de PvdA nu zo in de penarie zit.

De trage formatie is een nieuwe kans voor linkse samenwerking. GroenLinks doet niet meer mee aan een kabinet, de PvdA heeft bezworen niet mee te doen, de SP wil alleen maximaal over links. Die laatste optie, een kabinet met alle linkse partijen, zal de samenwerking natuurlijk drastisch versnellen. Maar ook wanneer een rechts minderheidskabinet aantreedt, zou het bepaald geen bizarre gedachte zijn dat de partijen toch weer hun hoofden bijeensteken. Mogelijk dat drie keer toch scheepsrecht is.  

Dossiers

Voor een thematisch overzicht van al onze artikelen en publicaties, zie onze dossiers

Steun de Wiardi Beckman Stichting

Veel van onze onderzoeksprojecten en publieke bijeenkomsten zijn mogelijk gemaakt door giften van donateurs. Ook S&D zouden wij niet kunnen maken zonder donaties.