De politieke versplintering op links vormt een bedreiging voor sociaal-democratische partijen in Europa. Maar al die nieuwe bewegingen en partijen bieden juist ook een kans op vernieuwing.

Dat het socialisme in een crisis verkeert kan geen opzienbarende openingszin zijn. Dat daar wat aan te doen is, mogelijk wel. In elk geval lijkt het interessant een blik te werpen op recente pogingen om het socialisme te vernieuwen, hoe uiteenlopend die ook mogen zijn. Bewegingen als ‘Aufstehen’, ‘La France Insoumise’, ‘Momentum’, ‘Podemos’ en ‘Vrij Links’ zijn sinds 2014 ontstaan vanuit verschillende situaties, sommige noemen zich socialistisch en andere niet, maar ze hebben wellicht toch iets gemeen. Misschien bieden ze samen een antwoord op de huidige crisis?

Het socialisme – breed opgevat – heeft al vaker een crisis doorstaan. Als de geschiedenis wat vereenvoudigd wordt weergegeven, zijn er in het verleden drie crises geweest en zitten we nu in de vierde. De eerste crisis vond plaats aan het eind van de negentiende eeuw, toen de uitbuiting van de arbeiders in fabrieken, mijnen en veenderijen aanleiding gaf tot oprichting van socialistische partijen, met de nodige barensweeën en groeistuipen. De socialisten of sociaal-democraten (aanvankelijk werden deze termen veelal door elkaar gebruikt) combineerden een revolutionair langetermijnperspectief van socialisatie van de productiemiddelen met een concreet hervormingsprogramma (algemeen kiesrecht, achturige werkdag en dergelijke).

Tijdens en vlak na de Eerste Wereldoorlog ontstond de tweede crisis en viel de beweging uiteen in twee stromingen, waarvan de een zich naar het Russische voorbeeld ‘communist’ ging noemen en de andere de naam ‘sociaal-democratie’ behield. De sociaal-democraten namen daarbij geleidelijk afstand van het revolutionaire socialistische vergezicht om zich te richten op de opbouw van een sociale verzorgingsstaat en een door de staat gereguleerde markteconomie.

Eind jaren zestig raakten beide stromingen in een ideologische crisis verzeild. Het Russische model bleek niet alleen gepaard te gaan met massale onderdrukking en onvrijheid – dat was al eerder duidelijk – maar ook met toenemende stagnatie van de aanvankelijk snelle economische groei. Experimenten met vernieuwing in Joegoslavië, Tsjecho-Slowakije en Polen mislukten of werden met geweld onderdrukt. Het langetermijndoel van de communisten raakte steeds verder uit beeld.

In West-Europa bleek het doel van de sociaal-democraten juist wel bereikbaar, maar wekte de verzorgingsstaat eind jaren zestig andere vormen van onbehagen. Studenten, arbeiders, feministen en pacifisten, spoedig gevolgd door de milieubeweging, protesteerden tegen bureaucratie en ongelijkheid, tegen kernwapens en milieuvervuiling. De meeste sociaal-democratische partijen trachtten de bewegingen althans gedeeltelijk tegemoet te komen en zich te vernieuwen en te verjongen. De Partij van de Arbeid liep daarin voorop; in het beginselprogramma van 1977 pleitte de partij voor selectieve en milieuvriendelijke groei, gelijke beloning en eerlijke verdeling van arbeid tussen mannen en vrouwen, zowel buitenshuis als binnenshuis, zelfbestuur in ondernemingen en democratisch bestuur van scholen.[1]

Rond 2010, dus krap vijftig jaar later, kondigt de volgende crisis zich aan. De verzorgingsstaat en de gereguleerde markteconomie staan onder druk ten gevolge van vergrijzing, globalisering en de daarmee gepaard gaande migratie en economische liberalisering, deregulering en privatisering van overheidsdiensten. Sociaal-democraten krijgen daarvoor vaak de rekening gepresenteerd en verliezen kiezers aan links- of rechts-populistische bewegingen, soms ook aan groene partijen of aan het kamp van niet-stemmers. Bovendien verliezen ze vaak ook leden – deels door vergrijzing – en worstelen ze met strategische en ideologische vragen. Dat gebeurt niet alleen in Nederland maar ook elders in Europa.

Geen wonder dat vernieuwing opnieuw op de agenda staat. In dit artikel wil ik vijf verschillende vernieuwingsbewegingen vergelijken om na te gaan of daarin een duidelijke richting te ontdekken valt die hoop biedt voor de toekomst. De selectie is niet helemaal willekeurig maar medebepaald door mijn (beperkte) expertise en talenkennis. Zodoende beperk ik me tot bewegingen in West-Europa, dat wil zeggen: Duitsland, Frankrijk, Groot-Brittannië, Spanje en Nederland.[2]

Aufstehen in Duitsland

Aufstehen (Opstaan) is een beweging die de linkse partijen in Duitsland - dus Die Grünen, de sociaal-democratische SPD en Die Linke - wil samenbrengen én vernieuwen. Het is meer een digitaal platform dan een formele organisatie. Aufstehen baseert zich niet op een politiek programma, maar stuurt haar ruim 160.000 geregistreerde aanhangers wel een nieuwsbrief. Op de webstek wordt op hoog niveau van gedachten gewisseld, en dat kan ook het geval zijn in de circa zeventig lokale groepen.[3]

Het initiatief kwam in de zomer van 2018 van een groep intellectuelen, vakbondsleiders en politici, van wie Sahra Wagenknecht de meeste bekendheid geniet. Sinds 2015 leidt zij de fractie van Die Linke in de bondsdag, maar ze ligt geregeld overhoop met een deel van haar fractie en met het partijbestuur. Daarbij speelt de tegenstelling tussen ‘reformisten’ en ‘antikapitalisten’ een rol, maar ook die tussen kosmopolieten en nationalisten.[4] De eerste betreft voornamelijk sociaaleconomisch beleid, de tweede vooral het migratiebeleid. Op beide terreinen nam Wagenknecht stelling tegen de heersende liberale opvattingen.

Globalisering, open grenzen en economisch liberalisme ondermijnen volgens haar de democratie en vergroten de sociale ongelijkheid.[5] Linkse partijen die deze tendensen ondersteunen drijven hun minderbedeelde kiezers in de armen van nationaal-populisten zoals Alternative für Deutschland (AfD). Met Aufstehen hoopt ze deze tendensen te keren en die kiezers terug te winnen. Haar opvattingen vinden voorlopig weinig weerklank bij de partijbesturen van Die Grünen, SPD en Die Linke. Ook bij de jongerenorganisatie van de Die Linke, de Linksjugend, kan ze niet op veel steun rekenen. ‘Wir sehen keinen Sinn in “Aufstehen”, wir bleiben in diesem Fall lieber liegen’, zo grapte de Saksische afdeling van de Linksjugend.[6]

Aufstehen deelt in grote lijnen Wagenknechts opvattingen, zij het hier en daar met nuanceringen. Zo betreurt mede-initiatiefnemer Ludger Volmer, oud-voorzitter van Die Grünen, de polarisatie in het debat over migratie binnen linkse partijen en waarschuwt hij niet alleen voor de idealisering van vluchtelingen door ‘liberale internationalisten’ maar ook voor de ‘renationalisatie’ die traditionele socialisten bepleiten.[7] Met de laatstgenoemde term doelt hij ongetwijfeld ook op de ‘antikapitalistische’ aanhangers van Wagenknecht binnen Die Linke.

Het is nu nog te vroeg om de invloed van Aufstehen in te schatten, maar gezien de weerstand van de betrokken partijorganisaties lijkt enige scepsis wel op zijn plaats. Op termijn zou de beweging het voorbeeld van La France Insoumise en Podemos kunnen volgen – waar zij nu reeds regelmatig naar verwijst – en een nieuwe min of meer links-populistische politieke partij kunnen vormen, maar dan nog zal het niet meevallen de naar de AfD overgelopen linkse kiezers terug te winnen.

La France Insoumise

De beweging La France Insoumise - ‘Frankrijk in verzet’ of ‘Opstandig Frankrijk’ - werd februari 2016 gelanceerd door de politicus Jean-Luc Mélenchon. Mélenchon had in 2008 na 32 jaar zijn lidmaatschap van de Parti Socialiste opgezegd. Hij had die partij op verschillende posten vertegenwoordigd, als senator en als minister, maar kwam tot de conclusie dat zij haar ideaal, de sociale verzorgingsstaat, volledig verkwanseld had en geen weerstand meer bood aan het financiële kapitalisme dat democratie uitholt, sociale rechtvaardigheid ondermijnt en het milieu verpest.[8]

In 2009 stichtte hij eerst, min of meer naar Duits voorbeeld, de Parti de Gauche (Linkse Partij) - die samen met de Communistische Partij en enkele andere linkse groeperingen in een Links Front bij de parlementsverkiezingen van 2012 krap 7% van de stemmen haalde. Dit linkse front steunde in hetzelfde jaar zijn kandidatuur voor het presidentschap. De samenwerking binnen het front verliep wat moeizaam. Met La France Insoumise hoopte Mélenchon een bredere volksbeweging van de grond te krijgen die zowel qua vorm als qua inhoud zou verschillen van een traditionele socialistische partij. Hij liet zich inspireren door theoretici als Ernesto Laclau en Chantal Mouffe, maar ook door sociaal-populistische politici als Chávez in Venezuela en Correa in Ecuador.

De nieuwe beweging mijdt socialistische symboliek als rode vlaggen en het zingen van de Internationale, ze richt zich minder tegen ‘het kapitalisme’ en meer tegen ‘de oligarchie’. Het doel is een open beweging te zijn, zonder formeel lidmaatschap, al laat ze haar aanhangers via internet meedenken en meebeslissen over verkiezingsprogramma’s.[9] De aanhangers worden ook aangemoedigd om deel te nemen aan allerlei lokale acties, soms met een theatraal karakter, soms meer informatief of gezellig.[10]

In het programma van 2017 legde La France Insoumise de nadruk op democratisering van de staat en de economie en op sociale rechtvaardigheid.[11] De beweging wil de Vijfde Republiek vervangen door een Zesde – daartoe had Mélenchon reeds in 2014 een ‘Mouvement pour la VIe République’ opgericht. Een constituerende vergadering moet de soevereiniteit van het volk herstellen, met name via volksinitiatief en terugroepingsrecht (‘recall’). In bedrijven zouden aandeelhouders minder en werknemers meer zeggenschap moeten krijgen. Het economische beleid zou de eigen industrie moeten beschermen – en als dat niet binnen de Europese Unie zou mogen, dan maar daarbuiten.

Daarnaast verlangt de beweging meer controle over de banken, arbeidstijdverkorting, ecologische planning en een progressief (nivellerend) inkomensbeleid. Ze wil vluchtelingen ‘waardig ontvangen’, maar ook meer inspanningen om de oorzaken van vlucht en migratie weg te nemen. De overheid moet echter geen concessies doen aan religieuze gemeenschappen en haar seculiere karakter (‘laïcité’) versterken. De beweging wijst ‘communitarisme’ en dus ongetwijfeld ook multiculturalisme af.

Bij de parlementsverkiezingen van 2017 won La France Insoumise 11% van de stemmen (in de eerste ronde) en uiteindelijk 17 van de 577 zetels in de Assemblée nationale. Bij de presidentsverkiezingen in hetzelfde jaar had Mélenchon met bijna 20% (in de eerste ronde) een beter resultaat behaald. Dat was waarschijnlijk voor een groot deel te danken aan zijn campagne waarin hij al zijn retorisch talent wist te ontplooien, soms gelijktijdig op verschillende plaatsen verschijnend als hologram. Met zijn extraverte en temperamentvolle persoonlijkheid wist Mélenchon weliswaar kiezers aan te trekken maar ook mensen af te stoten.

Volgens kritische waarnemers als Philippe Marlière en Jacob Hamburger is de beweging in feite minder democratisch dan ze zichzelf afficheert.[12] Verschillen van mening zouden nauwelijks getolereerd worden en samenwerking met de Communistische Partij en andere linkse groeperingen verloopt uiterst stroef. Peilingen wekken de indruk dat de beweging op deze manier niet veel groei meer kan realiseren. De recente spontane uitbarsting van diffuus protest door de dragers van gele hesjes lijkt electoraal niet zozeer La France Insoumise maar meer het nationaal-populistische Rassemblement National (Nationaal Verbond; voorheen Front National) van Marine Le Pen ten goede te komen.[13]

Momentum in Groot-Brittannië

De Momentum-beweging ontstond in oktober 2015 om steun te mobiliseren voor Jeremy Corbyn, die enkele weken eerder met bijna 60% van de stemmen gekozen was tot politiek leider van de Labour Party, de Britse Partij van de Arbeid. Corbyn gold als uiterst linkse buitenstaander in de Lagerhuisfractie, al behoorde hij daar al sinds 1983 toe. Hij genoot echter de steun van veel nieuwe leden en sympathisanten van de partij – laatstgenoemden mochten voor het eerst aan de interne verkiezingen deelnemen mits ze zich binnen een bepaalde termijn hadden laten registreren tegen betaling van drie Britse pond. Naar schatting 88.000 sympathisanten hadden dat gedaan.[14] Binnen de fractie stuitte Corbyns leiderschap echter op veel weerstand. In 2016 nam de fractie zelfs een motie van wantrouwen tegen hem aan, wat leidde tot nieuwe interne verkiezingen. Die won hij met een nog iets grotere meerderheid dan in 2015 (62%), vooral dankzij de massale aanwas van nieuwe leden waardoor de partij haar ledental binnen een jaar had verdubbeld.

Veel nieuwe leden hebben zich aangesloten bij Momentum en nemen deel aan lokale acties of aan het digitaal platform. Lokale groepen genieten veel autonomie, al tracht een nationale coördinatiegroep, gekozen door leden en sympathiserende organisaties, lokale en landelijke acties te faciliteren en te coördineren.

De coördinatiegroep staat onder toezicht van een ledenraad van vijftig mensen die om de zes maanden uit het ledenbestand worden ‘geloot’. Via een digitaal platform kunnen alle leden voorstellen voor acties of campagnes indienen, die vervolgens goedkeuring nodig hebben van de coördinatiegroep, tenzij een meerderheid van de leden de afwijzing van deze groep via een petitie ongedaan maakt.[15]

Volgens een schatting van weekblad The Economist telde de beweging medio 2017 ruim 30.000 actieve leden.[16] Doel van Momentum is niet alleen steun aan Corbyn, maar ook verdere democratisering en radicalisering van de partij in de richting van meer sociale gelijkheid en minder discriminatie, en herstel van voor iedereen toegankelijke overheidsdiensten die de afgelopen decennia grotendeels zijn geprivatiseerd.[17]

Het programma waarmee Labour de parlementsverkiezingen van 2017 inging weerspiegelde voor een groot deel de denkbeelden van Momentum, al was het voor sommige Corbynisten nog veel te gematigd.[18] Het programma bevatte eisen voor de renationalisatie van spoorwegen, energievoorziening, water en posterijen.[19] De overheid zou daarnaast een nationaal transformatiefonds en een nationale investeringsbank moeten oprichten om de infrastructuur van het land te verbeteren. Om dit te financieren zou ze de vennootschapsbelasting licht verhogen en de top-5% inkomens zwaarder belasten, zodat het begrotingstekort niet zou hoeven stijgen.

Over medezeggenschap bleef het programma vaag: in belangrijke sectoren zou de overheid ‘councils to oversee security and growth’ instellen.[20] Ook over staatkundige hervormingen was het programma niet erg specifiek; een ‘Constitutional Convention’ zou de regering over deze hervormingen dienen te adviseren. In elk geval zou het Hogerhuis (in het program ‘the Second Chamber’ genoemd) democratisch gekozen moeten worden in plaats van benoemd of geërfd.

Het programma bevatte evenmin erg concrete voorstellen voor een nieuw migratiebeleid, maar gaf wel aan welke richting het op zou moeten gaan, ook na de Brexit: selectieve arbeidsmigratie in overleg met werkgevers en vakbonden, zonder etnische discriminatie. De partij wilde voorts de arbeidsvoorwaarden voor immigranten gelijktrekken met die van ingezetenen. Vluchtelingen zouden beter opgevangen moeten worden, maar niet ten koste van ingezetenen. De partij juichte etnische diversiteit toe en wilde elke vorm van racisme, antisemitisme en islamofobie krachtig bestrijden.

Het programma wijdde weinig ruimte aan de Brexit, die blijkbaar als voldongen feit werd geaccepteerd. Daarbij komt dat de partij, en ook Momentum zelf, hierover verdeeld lijkt.[21] Een deel van Momentum ziet – evenals Corbyn zelf – de Brexit waarschijnlijk als noodzakelijk middel om het kapitalisme in Groot-Brittannië te temmen, terwijl een ander deel aan het liberale kosmopolitisme van de Europese Unie de voorkeur geeft boven nationaal isolationisme. Momentum is dan ook feitelijk een heterogene beweging waar (onder meer) marxistische ouderen, gestaalde vakbondskaders en libertaire, al dan niet afgestudeerde jongeren deel van uitmaken.[22]

Volgens de politicologen Bice Maiguashca en Jonathan Dean kan Momentum geen populistische beweging genoemd worden die ‘het volk’ als homogene eenheid mobiliseert tegen een even homogene ‘elite’, zoals La France Insoumise of Podemos. Momentum tracht veeleer verschillende groepen te mobiliseren en emanciperen (‘empower’) tegen verschillende vormen van onrecht, discriminatie of uitbuiting. Dat doet ook Corbyn, die niet ‘the people’ tegen ‘the establishment’, maar ‘Labour’ tegen ‘Tories’ mobiliseert. Als we al een etiket op Corbyn en Momentum willen plakken, zou dat in mijn ogen beter ‘democratisch radicalisme’ dan ‘populisme’ kunnen zijn. Democratisch radicalen delen met populisten het geloof in de soevereiniteit van het volk, maar zien het volk als een heterogene massa met verschillende belangen en identiteiten en niet als homogeen geheel. [23]

Corbyn mist bovendien het charisma en het gezag van populistische leiders als Chávez, Iglesias of Mélenchon, maar dankt zijn populariteit (in bepaalde kringen) waarschijnlijk meer aan zijn morele integriteit en beginselvastheid. Hij profiteert natuurlijk ook van de verdeeldheid van de Conservatieven. Bij de parlementsverkiezingen van 2017 leidde hij Labour naar een forse winst, van 30% naar 40% van de stemmen, maar met 262 zetels bleef de partij kleiner dan de Tories (317 zetels) en kon geen regering vormen.

Bij de volgende verkiezingen zou dat weleens anders kunnen aflopen, zeker als de gevolgen van de Brexit veel kiezers van de Conservatieve Partij tegenvallen. Aan de andere kant zou een door Corbyn geleide regering haar aanhangers ook teleur kunnen stellen, aangezien het radicale programma van de Labour Party op veel weerstand zou kunnen stuiten, zowel bij het financiële establishment in de City als bij de rechtervleugel in de eigen partij. Overigens wordt door met de beweging sympathiserende economen wel degelijk nagedacht over nieuwe manieren om het financieel kapitaal beter te reguleren, al is daar in het partijprogramma nog niet veel over te vinden.[24]

Podemos in Spanje

Podemos (‘Wij kunnen’) werd officieel in november 2014 opgericht, maar had toen al een kandidatenlijst gepresenteerd bij de Europese verkiezingen eerder dat jaar en daarbij vijf zetels gewonnen. Het initiatief kwam van een kring intellectuelen rond de docenten politicologie Pablo Iglesias, Juan Carlos Monedero en Iñigo Errejón van de Complutenser Universiteit in Madrid. Via het televisieprogramma La Tuerka had de kring al enige bekendheid verworven. Monedero en Iglesias waren lid geweest van Verenigd Links (Izquierda Unida), de partij die rond de Communistische Partij ontstaan was, maar veel andere initiatiefnemers waren niet eerder politiek geëngageerd geweest. Men liet zich inspireren door de populismetheorie van Ernesto Laclau, maar ook door de ervaringen van de 15 mei-beweging die in 2011 door Spanje golfde.[25] Deze protestbeweging – eigenlijk een waaier aan diverse, soms kortstondige bewegingen – keerde zich tegen het bezuinigingsbeleid waarmee de regering de financieel-economische crisis trachtte te bestrijden, tegen de massale werkloosheid, de problemen in de zorg en de huisuitzettingen van mensen die de huur of de hypotheek van hun huis niet meer konden betalen, maar ook tegen de corruptie in regeringskringen.

Podemos is een tamelijk open beweging die los-vaste verbindingen met diverse protestbewegingen en regionale of lokale partijen onderhoudt, maar daarnaast zelf lokale ‘kringen’ (‘circulos’) opzet. Via de webstek kunnen leden meedenken en meebeslissen, zoals over het verkiezingsprogram waarmee Podemos in 2015 aan de parlementsverkiezingen deelnam. Centraal stond hierin het streven naar democratisering en burgerparticipatie op elk gebied, bij wetgeving, bestuur, rechtspraak, onderwijs en onderzoek, milieubeleid, cultuur en bedrijfsleven, via invoering van het terugroepingsrecht (‘recall’), het referendum en het volksinitiatief, dan wel de instelling van burgerfora of burgerraden en medezeggenschapsorganen.[26]

Spaanse regio’s als Catalonië of Baskenland zouden via een referendum over hun toekomst moeten kunnen beslissen – iets waar de gevestigde sociaal-democratische partij (Partido Socialista Obrero Espaňol, PSOE) en de conservatieve Volkspartij (Partido Popular, PP) niets voor voelden. Daarnaast wilde Podemos de privatisering van overheidsdiensten en bezuinigingen terugdraaien, de arbeidstijd verkorten, belastingen progressiever en milieuvriendelijker maken en immigratie vergemakkelijken. Secularisatie is ook een eis: de Katholieke Kerk zou haar voorrechten op moeten geven.

Met dit programma en een populistische campagne tegen ‘la casta’, de corrupte politieke heersende kaste waartoe zowel PSOE als PP gerekend werd, won Podemos bijna 21% van de stemmen en 69 van de 350 zetels in het Congres van Afgevaardigden in december 2015. Haar kiezers bleken vaak jong, hoogopgeleid, regionalistisch en ontevreden over corruptie en oligarchie in het politiek systeem.[27] Aangezien geen partij meer een meerderheid bezat en coalitievorming onmogelijk bleek, moesten de kiezers een halfjaar later opnieuw naar de stembus. Deze keer sloot Podemos een alliantie met Verenigd Links, wat echter electoraal weinig winst opleverde: de alliantie kreeg iets minder stemmen en evenveel zetels als de twee partijen afzonderlijk in 2015 hadden gehaald.

De alliantie stuitte binnen Podemos dan ook op weerstand van partij-ideoloog Errejón en zijn aanhangers, die een ‘puur’ en breed populisme zonder identificatie met links of rechts voorstonden. Zij hadden soms ook kritiek op de ‘verticalisering’ en centralisatie van de partij, die ten koste ging van de openheid en samenwerking met lokale actiegroepen. De centralisatie betekende ook versterking van het gezag van Iglesias als mediageniek boegbeeld van de partij, die de alliantie had doorgezet.[28] Zijn strategie volgend zou Podemos eerst de PSOE electoraal voorbij moeten streven om haar vervolgens te dwingen te kiezen voor een coalitie met Podemos óf de PP; in het laatste geval zou de PSOE uiteindelijk zichzelf vernietigen.[29] In beide gevallen zou Podemos de regering kunnen domineren. Of de partij dan ook haar radicale programma zou verwezenlijken is natuurlijk een andere vraag; de ervaringen van haar Griekse zusterpartij Syriza laten zien hoe moeilijk dat kan zijn.[30]

Vrij Links in Nederland

Vrij Links is een initiatief van oud-PvdA-Kamerlid Keklik Yücel en drie kunstenaars: schrijver Asis Aynan, actrice Femke Lakerveld en filmmaker Eddy Terstall. Zij schreven een manifest dat op 18 mei 2018 in de Volkskrant gepubliceerd werd. Kort daarna besloten ze een stichting op te richten, waarvan Lakerveld de voorzitter werd. De stichting kent wel donateurs maar registreert vooralsnog geen sympathisanten. Doel is vooral bevordering van een open en vrijzinnig debat en van individuele vrijheid in een seculiere staat.[31]

De stichting keert zich tegen elk ‘groepsdenken’, zowel van ‘nationalistisch rechts’ als van ‘regressief links’ dat individuele vrijheid relativeert en religieuze intolerantie accepteert. Ze wil geen programma vaststellen en al helemaal geen partij vormen, maar wel druk uitoefenen op partijen, met name die aan de linkerzijde. De initiatiefnemers en sympathisanten die bijdragen leverden aan de webstek vormden dan ook een divers gezelschap: vrijzinnige moslims en atheïsten, PvdA’ers en GroenLinksers, SP’ers en D66’ers. Wel lijkt er vergaande overeenstemming te bestaan over secularisme en neutraal openbaar onderwijs – artikel 23 van de Grondwet, dat bijzonder (godsdienstig) onderwijs op kosten van de staat mogelijk maakt, kan hier op bijzonder weinig steun rekenen. En openbare basisscholen zouden best nog wat meer hun seculiere karakter kunnen tonen, bijvoorbeeld door hoofddoekjes te verbieden, zo opperde Yücel, die zelf in een vrijzinnig, alevitisch milieu opgroeide, eerst in Turkije en daarna in Nederland.[32]

De kritiek van Vrij Links op het groepsdenken van ‘regressief links’ wekte verontwaardiging in sommige linkse kringen. Voor emancipatie is ‘groepsidentiteit’ nodig, zo werd beweerd, anders blijft het een abstract begrip.[33] De kritiek op de patriarchale en intolerante kant van de islam zou bovendien de toch al groeiende islamofobie in Nederland versterken en uiteindelijk ‘nationalistisch rechts’ (Wilders en Baudet) in de kaart spelen.

Daarnaast is wel geopperd dat ‘links’ zich meer op sociaaleconomische en minder op sociaal-culturele onderwerpen zou moeten richten. Yücel en Terstall beamen dat overigens, en merken op dat zij op dit terrein ‘links van de PvdA’ staan.[34] Niettemin schijnt PvdA-leider Lodewijk Asscher wel sympathie voor Vrij Links te hebben.[35] Anders dan bij Aufstehen spelen prominente politici bij Vrij Links echter geen opvallende rol.

Conclusie

Het valt niet mee om overeenkomsten te ontdekken tussen de vijf hier besproken bewegingen, zo verschillend zijn ze qua context, organisatie en ideologie. Met enige goede wil zou men er twee of drie kunnen aanwijzen: het open en relatief informele en digitale karakter van de beweging, de aandacht voor sociale gelijkheid en secularisme.

Alle vijf zijn relatief informele, open bewegingen die effectief gebruikmaken van internet en nieuwe digitale technieken en software. Leden of sympathisanten kunnen zonder al te veel moeite hun mening online uiten, al lijkt dat bij de ene beweging makkelijker dan bij de andere. De organisatievormen vertonen echter ook opvallende verschillen. Terwijl Podemos en La France Insoumise over een formele partijorganisatie met leden en besturen beschikken en Momentum weliswaar geen partij is maar wel een formeel lidmaatschap kent, registreert Aufstehen alleen sympathisanten die de nieuwsbrief willen ontvangen en doet Vrij Links zelfs dat niet. Bij vier van de vijf bewegingen kunnen aanhangers zich niet alleen landelijk aanmelden maar ook lokaal organiseren en manifesteren, alleen bij Vrij Links kan dat (nog) niet.

Ook de gezagsverhoudingen verschillen nogal: La France Insoumise wordt vanaf het begin tamelijk strak en top-down geleid door Mélenchon en zijn staf, Podemos staat in toenemende mate onder leiding van Iglesias, terwijl Momentum weliswaar ontstond om steun te bieden aan Corbyn maar toch veel meer een basisdemocratische bottom-up-beweging gebleven is. Aufstehen en Vrij Links zijn in zekere zin ook top-down georganiseerd door een kleine groep, maar zonder hiërarchische structuur. Bij Vrij Links lijkt duidelijk sprake van collectief leiderschap, terwijl de Duitse beweging informeel wellicht gedomineerd wordt door Wagenknecht.

De organisatorische verschillen kunnen grotendeels uit de politieke context verklaard worden. La France Insoumise en Podemos zijn politieke partijen die per definitie een zekere centralisatie moeten kennen om aan verkiezingen deel te nemen. Die centralisatie (en persoonsgerichtheid) wordt nog meer bevorderd door het presidentiële systeem in Frankrijk dan door het parlementaire stelsel in Spanje. Aufstehen en Vrij Links willen (vooralsnog) niet aan verkiezingen deelnemen maar indirect invloed uitoefenen op verscheidene partijen en daarbij mogelijk ook verbindend optreden, terwijl Momentum eveneens meer pressiegroep dan partij is, maar zich wel aan één partij bindt. De strategische doelstellingen van de vijf bewegingen lopen dus nogal uiteen.

Daarbij komt dat La France Insoumise en Podemos bewust een populistische polarisatiestrategie volgen om ‘het volk’ te mobiliseren tegen de ‘politieke kaste’. Momentum steunt de politieke maar niet zozeer populistische polarisatiestrategie van Corbyn. Populistische opvattingen komt men af en toe ook bij Aufstehen tegen, maar niet bij Vrij Links (als we de sympathieke film Vox populi van Eddy Terstall over een imaginaire populistische beweging hier buiten beschouwing laten).

Programmatisch zie ik meer verschillen dan overeenkomsten, al zou men wel van een familiegelijkenis kunnen spreken: sommige denkbeelden vindt men bij drie of vier maar niet bij alle vijf bewegingen. De vergelijking is echter lastig omdat alleen La France Insoumise en Podemos een uitgebreid programma hebben vastgesteld en de overige drie zich beperken tot min of meer summiere manifesten.

Gemeenschappelijk hebben ze wel de aandacht voor sociale gelijkheid – al is die bij Vrij Links vooralsnog niet erg expliciet. Sociale gelijkheid is uiteraard een wezenlijke waarde voor elke linkse beweging – anders zou ze niet ‘links’ genoemd mogen worden – maar kreeg in de ogen van de hier besproken bewegingen de laatste jaren te weinig aandacht van de gevestigde linkse partijen. Om de sociale gelijkheid te vergroten stelden La France Insoumise en Podemos fiscale maatregelen voor, maar ook arbeidstijdverkorting en meer medezeggenschap in bedrijven. Indirect zouden ook versterking van de collectieve sector en renationalisatie van geprivatiseerde overheidsdiensten de sociale gelijkheid ten goede moeten komen. Deze plannen passen bovendien in het keynesiaanse economisch beleid dat beide partijen voorstaan, als alternatief voor het neoliberale bezuinigingsbeleid van de gevestigde centrumrechtse én centrumlinkse partijen.

Het door Momentum beïnvloede programma van de Labour Party bevat soortgelijke maatregelen en ademt eveneens een keynesiaanse geest. De drie genoemde bewegingen zetten daarnaast democratisering van het politiek systeem hoog op de agenda. Zowel de Franse als de Britse partij wil daartoe een constitutionele conventie of vergadering bijeenroepen die staatkundige vernieuwingsvoorstellen zou moeten voorbereiden. De Franse en de Spaanse partij pleiten voor vormen van directe democratie en burgerparticipatie als volksinitiatief en referendum. De Duitse en Nederlandse bewegingen laten zich hier niet over uit.

De drie partijen delen verder het streven naar een liberaal immigratiebeleid, al wil met name de Britse partij arbeidsmigratie beter regelen en voorkomen dat buitenlandse werknemers onder slechtere arbeidsvoorwaarden gaan werken dan hun Britse vakgenoten. De Duitse beweging wijkt hiervan af door haar kritiek op liberale opvattingen over migratie; Vrij Links laat zich daar niet zo over uit.

De vijf bewegingen lijken ook verdeeld over multiculturalisme en integratiebeleid. Momentum en Labour tonen zich voorstander van diversiteit en eisen geen bijzondere aanpassing van migranten. La France Insoumise en Podemos doen dat evenmin, maar willen wel kerk en staat scherper scheiden en met name de Franse partij wijst ‘communitarisme’ af. Vrij Links doet dat ook, zij het in andere bewoordingen (‘groepsdenken’, ‘identiteitspolitiek’), evenals Wagenknecht. De Franse beweging verdedigt bovendien een staatkundig nationalisme – zelf noemen ze het ‘patriottisme’ – en economisch protectionisme, gepaard met euroscepsis, dat door de andere bewegingen niet in die mate gedeeld wordt.

Labour accepteert wel de Brexit, wellicht ook als voorwaarde voor een zelfstandig keynesiaans economisch beleid, maar vermijdt ‘patriottistische’ retoriek en pleit toch ook voor vrijhandel. Podemos lijkt vooralsnog tegen een ‘Spexit’, al levert de partij wel kritiek op de huidige (‘neoliberale’) Europese Unie. Enige euroscepsis vindt men ook bij Aufstehen, maar niet bij Vrij Links.

Na al deze details moeten we misschien even ‘uitzoomen’ om de conclusies in een historisch perspectief te plaatsen. Dan blijken de vijf bewegingen vooralsnog niet één coherent plan voor vernieuwing te formuleren, anders dan de socialisten in de negentiende eeuw en de communisten honderd jaar geleden. Ze hebben meer gemeen met de nieuw-linkse bewegingen van vijftig jaar terug, die niet één ideologie maar wel een bepaalde rijrichting gemeen hadden, gericht op democratisering en emancipatie, hoe divers ze die ook programmatisch vertaalden.

In onze tijd zien we (met enige goede wil) een gemeenschappelijke rijrichting bij La France Insoumise en Podemos, Momentum en vaag ook bij Aufstehen, in hun kritiek op het neoliberale beleid van centrumrechtse en centrumlinkse regeringspartijen en hun pleidooi voor een keynesiaans en nivellerend economisch beleid en voor medezeggenschap en directe democratie. Erg nieuw zijn hun denkbeelden doorgaans niet, met als uitzondering wellicht sommige voorstellen voor burgerparticipatie in het programma van Podemos.

Vrij Links blijkt in dit gezelschap programmatisch een buitenbeentje dat eigenlijk alleen het secularisme deelt met de andere bewegingen. Daarnaast deelt het met de andere vier de digitale en informele organisatievorm, maar is feitelijk meer een platform dan een politieke beweging. We kunnen natuurlijk niet uitsluiten dat het zich in de richting van Aufstehen of zelfs La France Insoumise gaat ontwikkelen, maar voorlopig duidt niets daarop. Waarom eigenlijk niet? Daarover kunnen we slechts speculeren. Anders dan Frankrijk of Spanje kent Nederland al lang een links-populistische partij, namelijk de SP, al is het populisme daar de laatste jaren wat naar de achtergrond verdwenen. De standpunten van de SP over multiculturalisme en migratiebeleid gaan niet zo ver als die van Wagenknecht c.s., wellicht ook omdat de discussie binnen links Nederland daarover minder gepolariseerd lijkt. Daarnaast is de aandacht voor sociale ongelijkheid in Nederland de laatste paar jaar niet alleen bij de SP maar ook bij GroenLinks en de PvdA groeiende – zoals onder meer bleek uit de ontvangst van Piketty en zijn boek over de ongelijkheid van vermogens en inkomens. Vrij Links heeft daar dus weinig aan toe te voegen – al zou wat mij betreft enige pressie in die richting geen kwaad kunnen.  

Is het dan bij links in Europa allemaal oude wijn in nieuwe zakken? Dat klinkt te cynisch. Al ben ik geen wijnkenner, ik geloof dat oude wijn soms uitstekend kan smaken. Of dat ook geldt voor Aufstehen, La France Insoumise, Momentum, Podemos en Vrij Links is natuurlijk ook een kwestie van smaak.

[1] Meer hierover in Chris Hietland & Gerrit Voerman (red.), 10 over rood 50 jaar later. Amsterdam: Boom, 2016.

[2] De beweging rond Bernie Sanders in de Verenigde Staten vertoont ongetwijfeld overeenkomsten met de vijf genoemde groeperingen, maar in een heel andere context: socialistische massapartijen zijn in de VS nooit echt van de grond gekomen. Ook de Vijfsterrenbeweging (MoVimento 5 Stelle) in Italië deelt bepaalde kenmerken met de hier behandelde bewegingen, maar richt zich niet op links, laat staan op een vorm van socialisme.

[3] Wolfgang Zarnack, ‘Bericht zum 2. Arbeitsausschusstreffen’, www.aufstehen.de/bericht-zum-2-arbeitsausschusstreffen (geraadpleegd op 9 november 2018).

[4] Deze analyse is grotendeels gebaseerd op Jürgen P. Lang, ‘Abschied vom Osten? Die Linke nach der Bundestagswahl 2017’, in: Karsten Grabow & Viola Neu (red.), Das Ende der Stabilität? Parteien und Parteiensystem in Deutschland. Sankt Augustin/Berlijn: Konrad Adenauer Stiftung, 2018, Deel 6.

[5] Zie onder andere: Sahra Wagenknecht, ‘Warum wir eine neue Sammlungsbewegung brauchen‘, Die Welt, 25 juni 2018, ook op www.aufstehen.de/essay-warum-wir-eine-neue-sammlungsbewegung-brauchen (geraadpleegd op 9 november 2018).

[6] Der Tagesspiegel, 3 oktober 2018.

[7] Ludger Volmer, ‘Versuch einer Problemskizze’, Der Freitag Online, 12 oktober 2018, of www.aufstehen.de/versuch-einer-Problemskizze-der-freitag-online-12-oktober-2018 (geraadpleegd op 9 november 2018).

[8] Jean-Luc Mélenchon, ‘La fin de la social-démocratie’, oorspronkelijk verschenen in Regards (zomer 2013) en online te raadplegen via www.jean-luc-melenchon.fr/brochures/la-fin-de-la-social-democratie.pdf (18 oktober 2015); zie ook Jean-Luc Mélenchon, Le choix de l’insoumission. Entretien avec Marc Endeweld. Parijs: Seuil, 2016.

[9] ‘Les principes de la France insoumise’, online: https://lafranceinsoumise.fr/principes (geraadpleegd op 9 oktober 2018).

[10] Jacob Hamburger, ‘Whose Populism? The Mixed Messages of La France Insoumise’, Dissent, 35:3 (2018), pp. 101-110.

[11] ‘L’avenir en commun. Le programme de la France insoumise’, online: https://laec.fr (geraadpleegd op 18 december 2018).

[12] Philippe Marlière, ‘Jean-Luc Mélenchon and France Insoumise. The manufacturing of populism’, in Giorgos Katsambekis & Alexandros Kioupkiolos (red.), The Populist Radical Left in Europe. Londen: Routledge (te verschijnen in 2019); zie ook Hamburger, op. cit., pp. 108-110.

[13] Volgens peilingen in december 2018 zou Mélenchon bij presidentsverkiezingen op dat moment niet meer dan 14% van de stemmen verwerven; zijn partij zou bij de Europese verkiezingen nog steeds ongeveer 11% halen, het Rassemblement National ruim 22%, terwijl die partij bij de parlementsverkiezingen in 2017 slechts 13% had gekregen; zie https://pollofpolls.eu/FR/49/presidential-election-2022 en https://pollofpolls.eu/FR/53/european-parliament-election-2019-in-france (geraadpleegd op 28 december 2018).

[14] James Stafford, ‘The Corbyn Experiment’, Dissent, 63:1 (2016), pp. 69-76.

[15] ‘Constitution. Democratic Structures’, online: https://peoplesmomentum.com (geraadpleegd op 9 november 2018).

[16] ‘The new Labour establishment; Labour in Brighton’, The Economist, 30 september 2017, p. 29.

[17] ‘Where we stand on the Labour Party’ en ‘Where we stand on society’, online: https://peoplesmomentum.com (geraadpleegd op 9 november 2018).

[18] Robin Blackburn, ‘The Corbyn Project. Public Capital and Labour’s New Deal’, New Left Review, 111 (mei/juni 2018), pp. 5-32.

[19] ‘For the many, not the few. The Labour Party Manifesto 2017’, online: https://labour.org.uk/wp-content/uploads/2017/10/labour-manifesto-2017.pdf (geraadpleegd op 18 december 2018)

[20] Ibid., p. 14.

[21] ‘The new Labour establishment’.

[22] Zie Bice Maiguashca & Jonathan Dean, ‘Corbynism, populism and the re-shaping of left politics in contemporary Britain’, in Katsambekis & Kioupkiolos, op. cit.

[23] Voor verdere uitwerking van dit onderscheid zie Paul Lucardie & Gerrit Voerman, Populisme in de polder. Amsterdam: Boom, 2012, pp. 14-15.

[24] Dit ontleen ik aan Blackburn, op. cit., pp. 19-30.

[25] Pablo Iglesias, ‘Understanding Podemos’, New Left Review, 93 (mei/juni 2015), pp. 7-22; Alexandros Kioupkiolos, ‘Podemos: the ambiguous promises of left-wing populism in contemporary Spain’, Journal of Political Ideologies, 21:2 (2016), pp. 99-120.

[26] ‘Queremos, sabemos, podemos. Un programa para cambiar nuestro país’, online: http://unpaiscontigo.es/wp-content/plugins/programa/data/programa-es.pdf (geraadpleegd op 15 december 2015).

[27] Lluis Orriols & Guillermo Cordero, ‘The Breakdown of the Spanish Two-Party System: The Upsurge of Podemos and Ciudadanos in the 2015 General Election’, South European Society and Politics, 2016, DOI: 10.1080/13608746.2016.1198454; Augusti Bosch & Iván Durán, ‘How does economic crisis impel emerging parties on the road to elections? The case of the Spanish Podemos and Ciudadanos’, Party Politics, 2017, DOI: 10.1177/1354068817710223.

[28] Alexandros Kioupkiolos & Giorgos Katsambekis, ‘Radical Left Populism from the Margins to the Mainstream: A Comparison of Syriza and Podemos’, in: Ó. Garciá Agustin & M. Briziarelli (red.), Podemos and the New Political Cycle: Left-Wing Populism and Anti-Establishment Politics. Springer EBooks. DOI: 10.1007/978-3-319-63432-6_9.

[29] Iglesias, op. cit., pp. 12-14.

[30] Zie Kioupkiolos & Katsambekis, op. cit.

[31] Zie www.vrij-links.nl (geraadpleegd op 12 oktober 2018 en 31 december 2018).

[32] Thijs Broer & Jeroen Vullings, ‘Natúúrlijk moet je hoofddoeken verbieden op de basisschool’, Vrij Nederland, 30 augustus 2018, p. 14.

[33] Tivadar Vervoort, ‘Vrij Links zal de neergang van links niet stoppen’, de Volkskrant, 23 mei 2018.

[34] Mark Lievisse Adriaanse, Guus Valk & Max Kisman, ‘Een poging om links te rédden’, NRC Next, 18 augustus 2018.

[35] Broer & Vullings, op. cit.

Auteur(s)

Dossiers

Voor een thematisch overzicht van al onze artikelen en publicaties, zie onze dossiers

Steun de Wiardi Beckman Stichting

Veel van onze onderzoeksprojecten en publieke bijeenkomsten zijn mogelijk gemaakt door giften van donateurs. Ook S&D zouden wij niet kunnen maken zonder donaties.