De huidige crisis biedt kansen voor fundamentele economische veranderingen. Zodat economische groei niet langer de maatstaf der dingen is en ook grote bedrijven en vermogenden meebetalen aan het herstel van de crisis.
Door: Marius Kat & Paul Tang
Marius Kat is parlementair assistent economische onderwerpen voor de PvdA-Eurofractie; Paul Tang is Europarlementariër met bijzondere aandacht voor economie en databescherming.
We zitten midden in een crisissituatie. De rook wordt dichter. Ademen gaat zwaar. Op handen en voeten zoeken we een uitweg terwijl de brandweer het vuur in toom probeert te houden. Maar blussen alleen is niet genoeg. Terwijl de vlammen om ons heen slaan, moeten we keuzes maken. Er zijn meerdere uitgangen. Niet iedere deur leidt naar een veiliger bestaan. In welke richting vinden we de uitgang met het beste perspectief?
De metafoor van brand (blussen) is geleend uit de kredietcrisis en toegepast op de coronacrisis. De val van Lehman Brothers is echter slecht te vergelijken met de corona-uitbraak in Wuhan. Hoewel in beide crises een keten van gebeurtenissen in gang gezet werd die economieën wereldwijd op de grondvesten deed en doet schudden, is de impact in beleving wezenlijk verschillend. Terwijl tijdens de kredietcrisis de val van banken, de verkoop van complexe producten of de speculatie in overheidsobligaties voor velen ongrijpbaar en zelfs onbegrijpelijk was, is de angst voor het coronavirus en zijn de gevolgen van de lockdown voor iedereen direct te voelen en te zien: de Nationale Dodenherdenking op 4 mei op een lege Dam, de geparkeerde KLM-vliegtuigen op Schiphol, de lange rijen voor de supermarkten. Vervreemdende, maar ook zeer werkelijke beelden. Het gewone leven is tot stilstand gekomen en juist daarom dringt de vraag zich op hoe ons leven en samenleven zal (en moet) zijn. Tijdens de kredietcrisis was het adagium nog om de blussers van de brand tijdens het blussen niet voor de voeten te lopen. Nu zijn de aanhoudende nieuwsberichten over besmettingen, slachtoffers en IC-bedden vanaf het begin gepaard gegaan met pleidooien voor verandering. In dit artikel zullen wij daarom de dringende uitdagingen voor een anderhalvemeter-economie proberen te verbinden met de mogelijkheden voor fundamentele en hoognodige veranderingen.
De eerste slagen in de strijd voor fundamentele verandering zijn al gewonnen. ‘The most terrifying words in the English language are: I'm from the government and I'm here to help.’ Met deze uitspraak verwoordde de Amerikaanse president Ronald Reagan de angst voor ‘big government’. Die angst is de samenleving inmiddels voorbij. We hebben overheden juist nodig. Voor veiligheid en zekerheid. Voor economische steun in moeilijke tijden. Voor het beschermen van onze gezondheid, en die van onze vrienden en familieleden. Het was de flexibele manager-president Mark Rutte die de slag gewonnen gaf toen hij op 1 april tijdens een debat in de Tweede Kamer verklaarde: ‘Ik geloof in een sterke staat’.
Meer dan ooit is er een gevoel van solidariteit. Mensen steunen elkaar door zich aan te melden als vrijwilliger, door te applaudisseren op balkons en door op anderhalve meter afstand te blijven. De periode van sociale isolatie heeft laten zien hoe belangrijk vriendschappen, een hechte familie, en fijne collega’s zijn. We zijn meer dan een verzameling individuen. Het was de Britse premier Boris Johnson die deze slag gewonnen gaf, nog voor hij zelf geveld door het virus in het ziekenhuis moest worden opgenomen. Uitgerekend Johnson zette de ideologie van zijn illustere voorganger Margaret Thatcher op z’n kop door toe te geven: ‘there is such a thing as society’.[1]
De corona-crisis is wezenlijk anders dan de kredietcrisis. De crisis in 2007 kende haar oorsprong in te laks gereguleerde financiële markten en in door winsten geobsedeerde financiële instellingen. Overheden hadden diezelfde markten en instellingen nodig om publieke en private investeringen te financieren en het herstel te schragen. Daardoor waren overheden, zeker in Europa, terughoudend in het dwingen van banken tot fundamentele veranderingen. De coronacrisis komt op een moment dat kritiek op het kapitalisme volwassen is geworden en alternatieven duidelijker zijn geformuleerd. De toenemende ongelijkheid, de doorgeschoten flexibilisering, de jacht op onze data, de vervuiling van het milieu, de opwarming van de aarde; tal van problemen zijn benoemd en vastgelegd in korte pamfletten en vuistdikke boeken. Tijdens de crisis van de jaren zeventig stonden de ‘Chicago boys’ klaar met hun vrijemarktideologieën. Nu staan economen als Piketty, Saez, Zucman en Mazzucato klaar met weldoordachte analyses over de problemen van het kapitalisme, met bijpassende oplossingen. Zo brengt de coronacrisis ons naar een kantelpunt en legt het de fundamentele problemen van het huidige kapitalisme nog eens genadeloos bloot.
De rook van verdeeldheid
De bekentenissen van Mark Rutte en Boris Johnson zijn een teken aan de wand, maar hebben nog geen betekenis in de strijd voor fundamentele verandering. Sterker nog Nederland verspreidt vooralsnog vooral rook, door te redeneren vanuit een kortzichtig eigenbelang dat vooral verschillen uitvergroot en verdeeldheid zaait.
Nederlandse ministers van Financiën staan niet bekend om hun diplomatieke vaardigheden. Sterker nog, ze lijken zich erop voor te staan rechtlijnig en hard te zijn tegenover hun buitenlandse collega’s. Al is het maar om de Nederlandse kiezers te laten zien dat ze goed op ‘onze centjes’ letten. Toch is de fout van Wopke Hoekstra van een onvergefelijke stupiditeit. Terwijl in crisistijd een gebaar van solidariteit passend zou zijn geweest, kwam Wopke Hoekstra met priemende verwijten over het schuldniveau van andere lidstaten. Hiermee heeft hij het onderling vertrouwen tussen Europese landen ernstig geschaad. Dit was extra pijnlijk omdat zijn voorganger Jeroen Dijsselbloem eerder een open zenuw van zuidelijke landen blootlegde met zijn opmerkingen over Zuid-Europa, drank en vrouwen.[2] Hoekstra heeft nu extra hout gelegd op het vuurtje dat is ontstaan door het gehate toezicht van de ‘trojka’ dat met de EU-lening tijdens de schuldencrisis is ingesteld.
De openbare strijd tussen Italië en Nederland verhulde dat de opstelling van het Nederlandse kabinet kortzichtig is. In de Europese traditie van ‘kicking the can down the road’ schopt Nederland met haar harde opstelling de kosten van de crisis voor zich uit. Terwijl de grote les van de crisis in Griekenland is dat het probleem van financiële houdbaarheid in één lidstaat het probleem van alle landen in de eurozone is. Gezamenlijke financiering van uitgaven in de coronacrisis kan nu worden tegengehouden maar het onderliggende probleem komt later, linksom of rechtsom, weer bovendrijven. Feit is dat de gevolgen van de kredietcrisis nog merkbaar zijn en veel landen niet voldoende tijd hebben gehad hun staatschuld wezenlijk terug te dringen. Dat ligt niet per se aan de inspanningen die die landen hebben geleverd – zoals Hoekstra met zijn verwijten impliceert - maar komt vooral door de korte periode van stabiliteit en economische groei na de kredietcrisis. Met name economische groei stelt de nationale politiek immers in staat om de overheidsschuld terug te dringen.[3] Dat geldt voor Nederland maar zeker ook voor Italië dat sinds de introductie van de euro nauwelijks economische groei heeft gekend. Door de schulden durven sommige landen niet voldoende te lenen om de economie te stutten of lopen ze het risico het mikpunt van speculatie op de financiële markten te worden. Linksom of rechtsom, via een grote klap voor de Europese economie of via het gevaar van financiële instabiliteit zal Nederland de schok uiteindelijk voelen. Als Europa nu niet met een oplossing komt, wordt later de rekening voor Nederland alleen maar groter. Een rekening die door een volgend kabinet zal moeten worden betaald.
Het gezamenlijke probleem van individuele landen in nood kan worden opgevangen door gezamenlijke leningen en door onderlinge steun tussen landen die hard en minder hard zijn getroffen. De PvdA en GroenLinks hebben zich vroeg en duidelijk uitgesproken voor gezamenlijke leningen, oftewel corona-obligaties.[4] Hiermee zouden specifieke extra uitgaven aan zorg en economische ondersteuning gezamenlijk gefinancierd kunnen worden, terwijl de eerder opgebouwde staatsschuld de verantwoordelijkheid blijft van de betreffende nationale overheid. corona-obligaties zijn niet alleen een gebaar van onderlinge Europese solidariteit, invoering ervan is in ons verlicht eigenbelang. De eurozone als geheel heeft een probleem als een land in een neerwaartse spiraal belandt van economische krimp, hoge overheidsschuld en hoge rente op staatschuld. Helaas is de discussie over gezamenlijke leningen door de regeringsleiders doorgeschoven naar de Europese Commissie die tussen de strijdende landen, tussen Italië en Nederland, een brug zal moeten slaan.
Het zoeken en vinden van Europese gezamenlijkheid is essentieel voor de rol van Europa in een wereld waarin het Amerika van Donald Trump zich niets meer gelegen laat liggen aan de internationale orde en het China van Xi Jinping via strategische investeringen invloed koopt. Een verenigd Europa is kortom essentieel om goed uit deze crisis te komen. Alleen gezamenlijk is de economische schade beperkt te houden en kunnen we bouwen aan een wereld met een internationale rechtsorde die onder meer eerlijke handel, mensenrechten, een gezond milieu en redelijke belastingen helpt te borgen.
Bakens voor vernieuwing
Terwijl Europese verdeeldheid het zicht op de weg naar een goede uitgang belemmert, duiken eveneens kansen voor fundamentele verandering op, als noodverlichting op de weg naar buiten. De coronacrisis brengt oude dogma’s aan het wankelen. Zoals eerder gezegd is de angst voor ‘big government’ vrijwel verdwenen en hebben overheden de komende jaren een verreikende invloed op de economie en samenleving. Dat biedt kansen om voorwaarden aan bedrijven te stellen en te breken met de dominantie van aandeelhouderskapitalisme en winstmaximalisatie. Zo kunnen we ervoor zorgen dat bedrijven voortaan mens en milieu vooropzetten, met winst als randvoorwaarde. Evenzo biedt de coronacrisis kans op een ondernemende overheid die zich niet langer beperkt tot de bescheiden rol van marktmeester, maar keuzes durft te maken om innovaties en verbeteringen aan te jagen. Daar komt bij dat de hoogopgelopen schulden kunnen leiden tot een roep voor een ‘brede heroverweging’ (lees: bezuinigingen) maar ook tot momentum om eindelijk de belastingconcurrentie een halt toe te roepen en om winst en vermogen eerlijk te gaan belasten. Tot slot is het zo dat alle corona-restricties onderschrijven wat we eigenlijk allang wisten, dat gezondheid zo veel belangrijker is dan geld. Die breed gedragen consensus kunnen we gebruiken om voor eens en altijd af te rekenen met economische groei als de maatstaf der dingen.
De kansen in deze crisis zijn als het ware bakens voor vernieuwing. Een weg naar buiten die ons zicht biedt op een wezenlijk andere economische grondslag van onze samenleving. De bakens voor vernieuwing bieden zicht op het plan voor economische wederopbouw na corona: het ontwaken van een ondernemende overheid met een eerlijke verdeling van lasten en een maatschappij die succes breder trekt dan economische groei. Kortom een herstelplan waarmee Europa en lidstaten samen een duurzame toekomst vorm kunnen geven.
Nieuw sociaal contract met bedrijven
Ten eerste, de massale steun aan bedrijven is een kans om voorwaarden te stellen, op korte termijn en voor de lange termijn. Het is hoog tijd om afscheid te nemen van het klaploperskapitalisme, waarin de winsten worden toegeëigend door bedrijven en hun aandeelhouders, terwijl risico’s en kosten op mens en milieu worden afgewenteld. De samenleving staat nu klaar om bedrijven te hulp te schieten, maar verwacht in ruil daarvoor dat bedrijven er in de toekomst voor ons allemaal zijn, niet alleen voor de aandeelhouders. Winst maken is de voorwaarde om als bedrijf een bijdrage te kunnen leveren aan de samenleving. Het is geen doel op zich. Met een nieuw sociaal contract met bedrijven kunnen we een parallelle omslag in regels en mentaliteit bewerkstelligen en het oude model achter ons laten.
Zolang de coronacrisis duurt, moeten we strikte eisen stellen aan steunpakketten. Geen dividenduitkeringen, inkoop van eigen aandelen en bonussen zolang een bedrijf aan het overheidsinfuus ligt. Ieder gesteund bedrijf heeft een transitieplan nodig waarin het de strategie uitstippelt naar een duurzame toekomst. Hoe ambitieuzer dit plan, hoe beter de voorwaarden voor terugbetaling van gegeven steun.
Daarna moeten we het kortetermijndenken in de financiële sector en het bedrijfsleven aan banden leggen: via een beloningsbeleid gericht op de lange termijn, het belonen van langdurige aandeelhouders met extra stemrecht en een hoger aandeel van dividenduitkeringen, en het aanmoedigen van rapporteren van langetermijn- in plaats van kwartaalcijfers. De bedrijfstop moet verantwoordelijk kunnen worden gehouden voor schade aan mens en milieu en voor het nemen van excessieve risico’s waarmee de toekomst van het bedrijf in gevaar wordt gebracht.[5] In boardrooms zullen naast grote aandeelhouders ook medewerkers, lokale overheden en grote afnemers en toeleveranciers meer gehoord moeten worden. Zo wordt voor bedrijven het voortbestaan op de lange termijn weer de topprioriteit, en winnen factoren buiten winst aan belang.
Door bedrijven in dienst te stellen van ons allemaal, en niet alleen van aandeelhouders, wordt het ook duidelijk dat andere regels aan herziening toe zijn. Het is nog steeds te goedkoop om de natuur te schaden. De uitstootrechten van een ton CO2 kosten € 25, terwijl we een prijs van € 55 nodig hebben om de klimaatdoelen van Parijs te halen.[6] Ook het patentrecht is dringend aan verandering toe. Globaliserende markten zorgen ervoor dat patenten een opbrengst opleveren die veel groter is dan voorheen. Er wordt ook veel meer verdiend dan nodig is om investeringen terug te verdienen. Maar in plaats van de duur van patenten in te korten, worden ze verlengd.[7] Ook worden patenten steeds vaker aangevraagd, niet om vernieuwde producten in de markt te zetten, maar om de innovatie van een concurrent dwars te zitten. Via hervormingen kunnen patenten weer innovatie stimuleren, en voorkomen dat monopolies bijvoorbeeld levensreddende medicijnen onbetaalbaar maken. Door deze wetsveranderingen te koppelen aan duidelijk uitgesproken verwachtingen over het doen en laten van bedrijven, zal ook de mentaliteit binnen bedrijven snel veranderen – van winst als doel naar winst als voorwaarde.
Een actieve en ondernemende overheid
Een tweede baken van vernieuwing zien we dankzij de leidende rol van de overheid in de huidige crisis. Mazzucato laat in haar boek The Entrepreneurial State zien dat veel van de grote innovaties van de afgelopen decennia niet door bedrijven, maar door overheden zijn gefinancierd en uitgevoerd. Van internet tot GPS en flatscreens, allemaal vonden ze de oorsprong in door de overheid gefinancierde programma’s. Een ondernemende overheid kan economische ontwikkeling dus richting geven. Dat gegeven moeten we gebruiken om onze economie duurzamer en socialer te maken. Op korte termijn zullen economische steunpakketten voor innoverende en groene bedrijven voordelig moeten zijn. Maar ook op de lange termijn kunnen overheden de ruimte geven om via uitgaven en staatssteun een duurzame samenleving op te bouwen.
Een ondernemende overheid op het vlak van duurzaamheid alleen is niet genoeg. De overheid moet werk oppakken dat de markt laat liggen. Veel medicijnen worden bijvoorbeeld niet ontwikkeld of niet goedkoop geproduceerd, omdat de te verwachte winstmarges te laag zijn. Terwijl de ‘winst’ voor de samenleving groot is. Verder moet de overheid banen creëren die volgens de markt niet genoeg waarde toevoegen (lees winst opleveren). Van huis-aan-huis-zorg voor ouderen tot ondersteuning bij sportverenigingen: er blijft veel werk blijft liggen dat voor de samenleving van onschatbare waarde is. Met deze basisbanen kunnen we er bovendien voor zorgen dat iedereen betekenisvol werk krijgt. Werk dat ook mensen met weinig perspectief op de reguliere arbeidsmarkt perspectief geeft op een volwaardige deelname aan de samenleving.
De rekening van het herstel
De derde kans biedt zich aan bij de vraag: wie betaalt de rekening? Over de kredietcrisis heerst het gevoel dat de bankiers hun bonussen hebben behouden en de belastingbetaler de rekening heeft betaald. Bovendien zijn topinkomens er sinds die tijd ook nog eens hard op vooruitgegaan, terwijl de inkomens van de meeste mensen in diezelfde periode zijn gestagneerd.[8] De belastingdruk op de rijksten is daarbij gedaald terwijl de belastingdruk op de lage en middeninkomens is toegenomen.
Hervormingen zijn nodig op twee punten: vermogensbelasting op individuen en winstbelasting op bedrijven. In de meeste Europese landen bezit de rijkste 1% krap een kwart van het nationaal vermogen.[9] Nederland is in dit opzicht een van de ongelijkste landen van Europa: de Nederlandse 1% bezit maar liefst 28% van het nationaal vermogen.[10] Veel van dit vermogen is verbonden met bedrijven die tijdens de coronacrisis flink worden ondersteund. Het is dus gerechtvaardigd om van de groep vermogenden in de nasleep van corona een solidariteitsbijdrage te vragen. In een recent voorstel voor een Europese vermogensbelasting berekenen Landais, Saez en Zucman dat met een progressief tarief (1% voor de rijkste 1% van de bevolking; 2% voor de rijkste 0,1%; 3% voor miljardairs) de Europese Unie ruim 1% van bnp aan extra belastinginkomsten kan ophalen.
Onder het mom van ‘belastingcompetitie’ nemen de winstbelastingen in Europa al jaren af. Was de gemiddelde Europese winstbelasting in 1995 nog 35%, nu is dat 23%. Nederland is bepaald geen uitzondering op die trend. Sterker nog, ons land is een spil in de industrie van belastingontwijking die zorgt voor de neerwaartse trend in gemiddelde en marginale tarieven. Deze competitie in lage belastingtarieven kunnen we een halt toe roepen via een internationaal dan wel een Europees minimum effectief belastingtarief. Nederland zal daarbij zijn rol in het faciliteren van belastingontwijking moeten opgeven.
Aangezien multinationals veel profiteren van de interne markt van de EU, en de crisisuitgaven via Europese fondsen grotendeels ten doel hebben deze interne markt in stand te houden, is het logisch dat bedrijven hieraan meebetalen. Door per jaar € 250.000 aan ‘abonnementskosten’ te heffen op grote, winstgevende bedrijven voor het gebruik van de interne markt, kan de Europese Unie € 5 mrd per jaar ophalen. Op deze manier voorkomen we fouten uit het verleden en zal de rekening van economisch falen niet weer op het bord van de zwaksten in onze samenleving belanden.
Niet bnp maar waardigheid als maatstaf
Het laatste baken voor vernieuwing tekent zich af door het verdwijnen van onze ‘economie voor alles’-mentaliteit. Nu accepteert nagenoeg iedereen dat gezondheid boven geld gaat en dus dat veel van de meest waardevolle dingen in ons leven te koop zijn noch in geld zijn uit te drukken. Een veilige en schone leefomgeving, een huis waar je je thuis in voelt, sociale contacten. We zien nu meer dan ooit het belang hiervan in. Dit moeten we meenemen naar de wereld na corona. We moeten af van de fabel dat winsten een beloning zijn voor goed, waardevol werk. Onze maatstaf van economisch succes, Bruto Nationaal Product, telt alle (loon)inkomens en winsten bij elkaar op, waardoor winst per definitie waarde creëert. Dit is echter ver van de waarheid. Vaak is winst geen waarde-creatie maar waarde-extractie. De farmaceutische sector kan via patenten langdurige monopolies creëren en de samenleving astronoom hoge prijzen laten betalen voor essentiële medicijnen. Dat terwijl wij gezamenlijk veel voorbereidend onderzoek hebben gefinancierd. Tegelijkertijd kunnen (korte termijn) winsten worden vergroot door te snijden in de uitgaven die juist de meeste waarde creëren: onderzoek en innovatie.
We moeten dus af van winst als de maatstaf der dingen. Dat betekent concreet dat overheidsbeleid zich bredere doelen moet stellen dan groei in bnp. Cijfers over dakloosheid, (kinder)armoede of zelf-gerapporteerd geluksgevoel moeten op gelijke hoogte staan en net zo serieus worden genomen – ook in keuzes over ons economische beleid. De monetaire herverdeling die hiermee gepaard gaat, wordt vergemakkelijkt door dit principe ook op individuele schaal toe te passen. Nu nog zien we rijkdom als beloning voor goed werk, en armoede als individuele fout. Hierbij wordt zelden rekening gehouden met ongelijke startplaatsen, hordes onderweg, en toeval dat oneerlijk is verdeeld. In plaats van elkaar op te zoeken en vooruit te helpen, kijken we naar achterliggers om ons succes aan af te meten. Door vermogen en inkomen los te koppelen van succes en waardigheid, zijn we in staat elkaar op waarde te schatten en gezamenlijk onze toekomst vorm te geven.
Klaploperskapitalisme
Een einde aan het kortetermijndenken van het klaploperskapitalisme, een ondernemende overheid, eerlijke verdeling van de lasten en een herijking van wat waarde is. Het zijn de bakens voor een nieuwe wereld. Veel van wat nodig is om de bakens daadwerkelijk te verzetten kan en moet op Europese schaal gebeuren.
In de context van de European Green Deal worden al regels opgesteld om de financiële sector en het bedrijfsleven mens en planeet mee te laten nemen in hun keuzes. Ook wordt een investeringsplan opgezet om richting te geven aan ons economisch herstel. Gecombineerd met een grondige hervorming van ons belastingstelsel en een herziening van de doelen die we onszelf stellen is dit de uitgang waar we naar moeten zoeken. Voorwaarts!
Noten
- The Guardian. (2020, 30 maart). There is such a thing as society, says Boris Johnson from bunker. The Guardian. Geraadpleegd van https://www.theguardian.com/politics/2020/mar/29/20000-nhs-staff-return-to-service-johnson-says-from-coronavirus-isolation.
- NOS. (2017b, 22 maart). Europese sociaal-democraten vallen over Dijsselbloem heen. Geraadpleegd van https://nos.nl/artikel/2164388-europese-sociaal-democraten-vallen-over-dijsselbloem-heen.html.
- Zie voor de samenhang tussen schuldreductie en groei: Tang, P. (2010). De schuld van rechts en het tekort van links. S&D 2010/4, 15–21. Geraadpleegd van http://dnpprepo.ub.rug.nl/10463/3/SenD_2010_4.pdf.
- Nijboer, H. (2020, 25 maart). Tijd voor solidariteit, tijd voor Europese obligaties. NRC Handelsblad. Geraadpleegd van https://www.nrc.nl/nieuws/2020/03/25/tijd-voor-solidariteit-tijd-voor-europese-obligaties-a3994841.
- Zie bijvoorbeeld Collier, P. (2018). The Future of Capitalism. Amsterdam, Nederland: Adfo Books, p. 96.
- Stiglitz, J., & Stern, N. (2017). Report of the High-Level Commission on Carbon Prices. Geraadpleegd van: https://www.carbonpricingleadership.org/report-of-the-highlevel-commission-on-carbon-prices.
- Mazzucato, M. (2019). The Value of Everything. Amsterdam, Nederland: Adfo Books, p. 205.
- Eurofound (2017), Income inequalities and employment patterns in Europe before and after the Great Recession, Publications Office of the European Union, Luxembourg. Geraadpleegd van https://www.eurofound.europa.eu/sites/default/files/ef_publication/field_ef_document/ef1663en.pdf.
- Landais, C., Saez, E., & Zucman, G. (2020, 3 april). A progressive European wealth tax to fund the European COVID response. Geraadpleegd van https://voxeu.org/article/progressive-european-wealth-tax-fund-european-covid-response.
- Reuten, G. (2018). De Nederlandse vermogensverdeling in internationaal perspectief . TPEdigitaal, 12(2), pp. 1–8. Geraadpleegd van https://www.tpedigitaal.nl/sites/default/files/bestand/De-Nederlandse-vermogensverdeling-in-internationaal-perspectief.pdf.