De positie van vrouwen op de Nederlandse arbeidsmarkt blijft zich verbeteren. Het aantal vrouwen met betaald werk neemt nog steeds toe en zij werken bovendien meer uren per week. Deze positieve berichten verhullen echter dat er een grote ongelijkheid tussen vrouwen bestaat. Een splitsing naar opleidingsniveau laat zien dat met name de hoogopgeleide vrouwen een sterke arbeidsmarktpositie hebben, terwijl laagopgeleide vrouwen op hun weg naar de arbeidsmarkt nog flink wat hobbels tegenkomen.

De verschillen tussen hoog- en laagopgeleide vrouwen verdiepen zich bovendien na het krijgen van een eerste kind. Dit komt omdat de mogelijkheden die vrouwen tot hun beschikking hebben om arbeid en zorg te combineren sterk uiteenlopen. Dat is vooral zichtbaar als wordt ingezoomd op het gebruik van kinderopvang en de mate van autonomie over werktijden en werkplek.

Ten eerste maken vooral hoogopgeleide vrouwen gebruik van kinderopvang. Kinderen tot drie jaar worden door 67% van de hoogopgeleide en door 22,4% van de laagopgeleide ouders naar de formele opvang gebracht. Voor de laatste groep speelt vaak toch een angst voor hoge kosten en ingewikkelde procedures of sluiten de openingstijden niet aan op de eigen werktijden. Laagopgeleid werk is immers vaker buiten reguliere kantoortijden en is vaker onregelmatig en onzeker. Het huidige kabinet zet voornamelijk in op betaalbaarheid van de kinderopvang om moeders meer aan het werk te krijgen. Deze maatregel geeft echter onvoldoende resultaat. Om kinderopvang aantrekkelijker te maken voor laagopgeleiden, zou daarom ook ingezet moeten worden op flexibiliteit van de opvang.

Ten tweede zorgt thuis kunnen werken of zeggenschap hebben over werktijden ervoor dat vrouwen minder vaak stoppen met werken na de geboorte van een kind en dat zij bovendien meer uren blijven werken. Ook hier geldt dat met name de hoogopgeleide werknemers hier gebruik van maken: 59% van de hoogopgeleiden kan ervoor kiezen om thuis te werken terwijl dit voor slechts 34% van de middelbaar en 20% van de laagopgeleide werknemers is weggelegd. Ook zeggenschap over de werktijden laat ongelijke mogelijkheden zien: 69% van de hoogopgeleide werknemers heeft autonomie over zijn of haar werktijden, tegenover 43% van de middelbaar en 38% van de laagopgeleiden.

Laagopgeleide vrouwen hebben daarentegen juist relatief veel last van negatieve flexibiliteit: de werkzekerheid is laag en er wordt gewerkt op onregelmatige en onvoorspelbare werktijden. Dit maakt de keuze om niet of weinig te werken na de geboorte van een kind aantrekkelijk. Meer zeggenschap over de tijden en plek waarop gewerkt wordt, zou de combinatie van arbeid en zorg voor laagopgeleide vrouwen enorm kunnen vergemakkelijken. Het positieve gevolg zou zomaar kunnen zijn dat zij meer uren gaan werken.

Hoogopgeleide vrouwen hebben met hun brede palet aan mogelijkheden een sterke positie op de arbeidsmarkt verworven en vormen daarmee een voorhoede in de Nederlandse vrouwenemancipatie. Het is tijd om ook de barrières voor laagopgeleide vrouwen weg te nemen. Dat zal niet lukken door enkel de kinderopvangtoeslag te verhogen, zoals door beleidsmakers vaak wordt gedacht. Er moet juist voorzien worden in de directe behoeftes van laagopgeleide werknemers: flexibiliteit en autonomie.

Dossiers

Voor een thematisch overzicht van al onze artikelen en publicaties, zie onze dossiers

Steun de Wiardi Beckman Stichting

Veel van onze onderzoeksprojecten en publieke bijeenkomsten zijn mogelijk gemaakt door giften van donateurs. Ook S&D zouden wij niet kunnen maken zonder donaties.