Vooral hoger opgeleide vrouwen en vrouwen met een goed verdienende partner, kunnen het zich veroorloven om fulltime te werken. Zij kunnen andere vrouwen inhuren om een deel van het huishouden of de zorg voor kinderen over te nemen. Het tegengaan van deze klassenongelijkheid vergt meer dan een alleen een flink hoger minimumloon of een bijstandsuitkering waarvan je kunt rondkomen.

De regering heeft het onzalige plan opgevat een campagne te beginnen om vrouwen onder druk te zetten meer te gaan werken. Er wordt al op gezette tijden over geklaagd dat Nederlandse vrouwen te vaak een parttime baan hebben. Het argument tot op heden was dat als we gelijkheid tussen mannen en vrouwen willen, vrouwen zich aan moeten passen en af moeten van die deeltijdbanen.

Let wel: gelijkheid komt er dus op neer dat vrouwen het model overnemen dat voor mannen normaal wordt gevonden. Niet omgekeerd. Of gelijk oversteken. Daarbij wordt een belangrijk feit over het hoofd gezien: de meeste mannen die een volle baan hebben kunnen dat omdat ze een partner hebben die het thuisfront regelt, tegenwoordig niet meer als fulltime huisvrouw, maar als moderne vrouw die probeert om betaald werk en de zorg thuis te combineren. Want dit wenst ook de overheid niet onder ogen te zien: iemand moet het huishouden doen, iemand moet er zijn voor de kinderen, en dan hebben we het nog niet over wat zo lief ‘mantelzorg’ heet.

Dit is wat het tweede golf feminisme aan de orde stelde: dat de traditionele rolverdeling van een kostwinner en een huisvrouw annex moeder ten koste ging van vrouwen. Een rolverdeling die niet zo traditioneel was, overigens, maar pas ontstond toen door de industrialisatie al het betaalde werk uit huis verdween en het niet betaalde werk - de zorg - daar achterbleef. Vóór die industrialisatie werkten vrouwen zowel voor het gezin als om brood op de plank te verdienen, zoals ik al schreef in mijn boek Alle moeders werken al.

Het is gelukt om het kostwinnerschap dat voorbehouden was aan mannen op te heffen. Waarmee werden ook een aantal privileges voor mannen minder vanzelfsprekend: dat er voor hen gezorgd werd, dat het eten klaarstond, de kinderen waren verzorgd, dat de kleren schoon in de kast hingen als ze thuiskwamen. Wij jonge feministes dachten nog naïef dat wanneer vrouwen meer buitenshuis zouden gaan werken, mannen vanzelf (of met een zetje) de taken thuis zouden delen. Daarin hebben we ons dus vergist.

Veel mannen geven de status en het inkomen van een volle baan niet op, en stellen er ook nog steeds prijs op dat de zorg thuis de hoofdverantwoordelijkheid blijft van vrouwen. Ondanks het feit dat we er in Nederland prat op gaan dat vrouwen bij ons gelijke rechten hebben, blijkt er in de praktijk nog weinig van die gelijkwaardigheid. Veertig procent van de jonge stellen zegt de wens te hebben om de zorg binnenshuis eerlijk te delen. In de werkelijkheid komt dat er slechts bij tien procent van. (Annemarie Sterk in NRC, 3 december 2022.)

Hoe denkt de overheid nu dat vrouwen ertoe gebracht kunnen worden meer buitenshuis te gaan werken? Welke vrouwen kunnen zich een voltijds baan permitteren? Dat zijn met name de hoger opgeleide vrouwen, of die met een goed verdienende partner, want zij hebben de mogelijkheid andere vrouwen in te huren om een deel van het huishouden of de kinderzorg over te nemen. Maar die massa vrouwen die schoon komen maken, minder hoog opgeleid, vaker met een migrantenachtergrond, en niet te vergeten ongedocumenteerden die zwart werken om toch te kunnen leven, zullen van hun leven niet voldoende verdienen om zelf hulp in te huren. Is dit wat we willen? Kunnen we onder ogen zien dat het niet alleen gaat om ongelijkheid tussen de seksen, maar dat klassenongelijkheid ook tussen vrouwen hier een grote rol in speelt?

We hebben tegenwoordig dus een ander model, dat van de tweeverdieners, waarbij de ‘eerste verdieners’, door Wiemer Salverda fraai genderneutraal zo genoemd, de hoofdmoot van het gezinsinkomen voor hun rekening nemen, de mannen dus meestal, en de ‘tweede verdieners’, voornamelijk vrouwen, aanzienlijk minder verdienen. Wat geen probleem hoeft te zijn zolang een stel bij elkaar blijft, maar wat met name voor vrouwen een enorme achteruitgang in levensstandaard kan betekenen als het op een scheiding aankomt. Wat in veertig procent van de huwelijken het geval is.

Salverda noemt terloops de eenoudergezinnen, maar laat ook daar de gender achterwege. Ik werk als vrijwilliger voor een organisatie voor alleenstaande moeders, Single Supermom. Het mag duidelijk zijn dat het voor alleenstaande moeders nog veel moeilijker is om aan de moderne eis te voldoen om in eigen levensonderhoud te voorzien, en dat van hun kinderen, en tegelijk voor kinderen en huishouden te zorgen. Veel van de vrouwen die ik heb leren kennen zouden buitenshuis willen werken maar vinden geen werk dat te combineren valt met kleine kinderen, en dat als deeltijdbaan voldoende verdient om van rond te komen. Dat wordt dus meestal bijstand. Maar ook daar valt moeilijk van te leven, en we weten wat een ellende het kan zijn om aan bijkomende toeslagen te komen.

In Nederland heeft bijna een kwart van de gezinnen maar één ouder. Voor 87% zijn dat moeders. De groep vrouwen die om uiteenlopende redenen een kind zonder partner opvoeden groeit volgens de cijfers het van CBS. In 2019 betrof het al 16% van de kinderen. De consequentie is dat één op de vijf minderjarige kinderen in armoede leeft. En dat één op de vier bijstandsgerechtigden alleenstaande moeders zijn. Zij horen in Nederland bij de groep met de grootste kans op langdurige armoede.

In de Emancipatienota van dit jaar wordt deze grote groep vrouwen met hun kinderen eenvoudig overgeslagen. Ook bij de pogingen om vrouwen meer te laten werken, wordt niet aan hen gedacht. Niet alleen zouden alleenverdieners met kinderen moeten kunnen rekenen op werk dat ook als deeltijdbaan voldoende verdient om van te leven, ook is het noodzakelijk het minimumloon omhoog te halen én de uitkeringen voor wat heet niet-werkenden.

Het tweede argument dat nu uit de hoge hoed wordt getoverd om vrouwen onder druk te zetten om meer uren buitenshuis te gaan werken is het personeelstekort, vooral in de zorgberoepen. Maar hoe komen we aan dat probleem? Onder andere omdat er een enorm ziekteverzuim is - de arbeidsomstandigheden zijn vaak slecht. Als typisch vrouwenberoep wordt het bovendien over het algemeen beroerd betaald. Het is niet voor niets dat de ziekenverzorgers opnieuw hebben gedreigd met een staking, en dat ze gelijk hebben gekregen.

Neem de thuiszorg - belangrijker dan ooit, juist omdat hulpbehoevende ouderen minder snel worden opgenomen. Dat is grotendeels werk dat je helemaal niet fulltime kunt doen, omdat het enorm tijdsgebonden is. De piekuren zijn tussen 7 en 11 uur ’s ochtends en tussen 7 en 11 uur ’s avonds. Mensen moeten 's ochtends opstaan, douchen, aangekleed worden, en 's avonds nog eens maar dan omgekeerd. Er is geen manier waarop je zorg kunt automatiseren of 'indikken', je kunt mensen niet een week vooruit te eten geven of ze 's ochtends alvast hun pyjama aandoen. Ze mogen niet hun pillen voor de hele week in één keer naar binnen werken. Je kunt ze ook niet tot in de middag laten wachten tot ze gewassen worden.

Het is mooi werk maar ook werk dat veel van de mensen vraagt, zeker nu ze steeds meer onder curatele staan en exact zoveel minuten krijgen om iemand steunkousen aan te doen. Voor een praatje, even rust met een kopje koffie, is vaak geen tijd terwijl dat precies maakt dat de zorg ook werkelijk zorg is. Vaak zijn de zorgwerkers de enigen die zien dat het met iemand niet goed gaat, dat die niet eet, of zachtjes aan het dementeren is.

Een vriendin die als wijkverpleegster dagelijks op de fiets haar klanten langsging, vertelde me hoe ze het niet kon laten om bij de mensen even in de ijskast te kijken of er wel voldoende voedsel in huis was. En dat ze ook niet altijd meteen weer weg kon lopen, wetende dat ze voor veel mensen de enige aanspreekbare persoon was die ze die dag tegen zouden komen. Ze werkte dus over, onbetaald, en raakte uiteindelijk overspannen. Weer iemand met langdurige ziekteverlof.

Het heeft dus niet veel zin om, zoals Salverda voorstelt, een minimumaantal uren, 25 uur, vast te stellen voor parttime werk. Voor veel werk is dat al te veel. Het is ook te veel voor alleenstaande moeders. Wie in andere huishoudens schoonmaakt, moet dan al behoorlijk wat adressen opstapelen. Waar over de gehele bevolking ongeveer de helft parttime werkt, is dat in de zorg 82% en in de kinderopvang 86% schrijft Marieke de Ruiter (de Volkskrant, 21 maart 2023) Daar zijn dus goede redenen voor. Niet alleen dat de werktijden meestal niet in te passen zijn in het schema van een ‘normale’ 9 tot 5 baan, het vraagt ook mentaal veel van de verzorgende en het is voor hen niet gezond om dat voltijds te doen.

Willen we die problemen oplossen, dan moet ervoor gezorgd worden dat de arbeidsomstandigheden van zorgwerkers beter worden, dat de betaling goed genoeg is zodat werk dat je beter juist niet fulltime kunt doen toch voldoende oplevert om er in principe van te kunnen leven. En ik ben het eens met Paul de Beer, die in dit nummer wijst op het belang dat mensen voldoening vinden in hun werk. Niet alleen houden mensen het beter vol als ze hun werk nuttig en zinvol vinden, maar juist in de zorg is het zo van belang dat de werkenden voldoende tijd en ruimte hebben om aan hun eigen normen van wat goede zorg is te kunnen voldoen. Wedden dat er meer mensen solliciteren, en minder mensen ander werk zoeken wanneer die zorgberoepen meer worden gewaardeerd en vriendelijker zijn georganiseerd? En zou het niet helpen als meer mannen zich om zouden scholen en meer dienstverlenend werk gingen doen?

En dan hebben we het nog niet over voldoende kwalitatieve en gratis of betaalbare kinderopvang, en geen gedonder meer met toeslagen als je te weinig betaald krijgt om van te kunnen leven. Is dit voor onze regering en onze overheid echt zo moeilijk om te snappen?

Voor mij is duidelijk dat het om veel meer gaat dan de vraag hoever het minimumloon omhoog zou moeten. De vraag is in wat voor samenleving we willen leven. Ik zou zeggen: een samenleving waarbij ‘making profit’ niet belangrijker is dan ‘making life’. Waarbij vrouwen die kinderen grootbrengen daarvoor ook gewaardeerd worden. Waarbij we vrouwen niet opjutten om naast hun mannen ook een volle baan te hebben, en de zorg voor een groot deel door andere vrouwen te laten doen, de minder fortuinlijke vrouwen. Waarbij het vanzelfsprekend wordt dat ook mannen hun ouderschap serieus nemen en daar betaald werk voor in willen leveren. Waarin we kinderen belangrijk genoeg vinden om daar voldoende tijd voor vrij te houden. Waarin iedereen het recht heeft op genoeg inkomen voor een dak boven het hoofd en voldoende te eten, ook de mensen die te jong of te oud zijn om nog te werken, of die dat niet kunnen. Waarin het niet voor kan komen dat we te horen krijgen dat het goed gaat met de economie en tegelijk dat we binnenkort in Nederland een miljoen mensen hebben die in armoede moeten leven. Dat er in een rijk land zoveel mensen arm zijn is een regelrechte schande.

Auteur(s)

Dossiers

Voor een thematisch overzicht van al onze artikelen en publicaties, zie onze dossiers

Steun de Wiardi Beckman Stichting

Veel van onze onderzoeksprojecten en publieke bijeenkomsten zijn mogelijk gemaakt door giften van donateurs. Ook S&D zouden wij niet kunnen maken zonder donaties.