De veronderstelling dat financiële prikkels een positief effect hebben op de inzet van mensen heeft de laatste jaren een grote vlucht genomen in onze samenleving. Zozeer dat deze aanname vaak niet eens meer getoetst wordt, maar gehanteerd wordt als feit.
Een voorbeeld hiervan is te vinden in de column van Frank Kalshoven in de Volkskrant van zaterdag 10 februari jl. Kalshoven beschrijft de aanpak van de gemeente Veldhoven bij de begeleiding van statushouders. De gemeente legt deze neer bij private organisaties. De werkwijze is bijzonder. De organisaties worden niet betaald voor de begeleiding, maar voor het resultaat. Als de statushouders twee jaar lang geen beroep doen op de bijstand volgt de betaling (een bedrag dat gelijk is aan zes jaar uitkeringsgeld). “Het verschil met de overheid? De prikkel voor de organisatie om mensen aan het werk te helpen is veel groter dan die voor een sociale dienst.”1 Op zijn minst zou de vraag gesteld moeten worden of dat wel altijd zo is. En dat lijkt me niet het geval. Er zijn tal van ‘overheidsdienaren’ die hun ziel en zaligheid inzetten om mensen aan het werk of uit de schulden te krijgen. Zonder dat zij daar een cent wijzer van worden.
In de NRC van 8 februari jl. wordt verslag gedaan van een samenwerkingsproject tussen de gemeente Amsterdam en het Centraal Administratiekantoor (CAK), gericht op werkenden met schulden. Het CAK voert regelingen uit voor het ministerie van VWS, bijvoorbeeld voor wanbetalers van zorgverzekeringen. Kort gezegd komt het erop neer dat mensen die de premie voor hun zorgverzekering meer dan 6 maanden niet betaald hebben, een bestuurlijke boete krijgen opgelegd. Deze boete is niet bestemd voor het aflossen van de schuld, maar komt bovenop de bestaande schuld. Het lost dus niets op, maar verergert de situatie. Bij de gemeente is deze groep wanbetalers niet bekend: zij heeft alleen zicht op mensen met schulden in de bijstand; het CAK kent de groep wel, maar mag hen niet helpen. Gegevens uitwisselen tussen gemeente en CAK is verboden.
Als experiment stelde het CAK de Burgerservicenummers (BSN) beschikbaar. De gemeentelijke ombudsman zocht via verschillende gemeentelijke diensten de adresgegevens en informatie over de schulden bij de BSN. Vervolgens gingen de ombudsman van Metropool Amsterdam en een medewerker van het CAK samen op huisbezoek. SP-wethouder Arjen Vliegenthart, die eerder al successen boekte bij de schuldhulpverlening onder bijstandsontvangers, is één van de drijvende krachten achter deze aanpak. Bij schuldhulpverlening voor bijstandsgerechtigden zou je hem nog van een financieel motief kunnen verdenken (mensen met schulden stromen minder vaak uit naar werk). Maar bij werkenden is dat niet het geval: zij ontvangen geen uitkering. Toch heeft Vliegenthart de Amsterdamse gemeenteraad om een bedrag van €600.000 gevraagd om 2.000 werkenden met schulden uit de wanbetalersregeling te halen en te onderzoeken welke knelpunten zij ondervinden om in aanmerking te komen voor schuldhulpverlening.
Dit voorbeeld toont aan dat het flauwekul is dat mensen en organisaties alleen maar in beweging komen als zij daartoe financieel geprikkeld worden. Deze bewering is niet alleen flauwekul, hij is ook gevaarlijk. Als mensen wordt aangepraat dat financiële prikkels doorslaggevend zijn, gaan zij zich daar ook naar gedragen. Als iedereen zich laat leiden door financiële prikkels ben jij ‘Gekke Henkie’ als je dat niet doet. Daarmee komt de solidariteit binnen onze samenleving op termijn onder druk te staan: ieder voor zich.
Dit impliceert dat ‘algemene noties’ over wat mensen beweegt altijd gevolgd zouden moeten worden door de vraag: “Is dat wel zo?” Een voorbeeld. Het rapport van De Nederlandse Bank (DNB) over de toekomst van de Nederlandse zorgverzekeraars, waarover ik vorige week schreef, toont zich bezorgd over de effecten van de stijgende zorgkosten. “De stijgende zorgkosten zetten de discussie over de verdeling van de zorgkosten en solidariteit binnen de zorg verder op scherp (zoals de bereidheid te betalen voor mensen met een ‘ongezonde’ levensstijl).”2
Inderdaad blijkt uit een studie van het NIVEL, het Nederlandse instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg, dat de solidariteit in 2015 significant lager was dan in 2013. Dat gold zowel voor de mate waarin de deelnemers aan het onderzoek bereid waren voor anderen te betalen (73% in 2013 tegen 63% in 2015), als voor de mate waarin zij verwachtten dat anderen bereid waren voor hen te betalen (60% in 2013, 54% in 2015).3
Maar voor wie dieper duikt in de studie (en in andere studies) zijn de uitkomsten veel minder eenduidig. Daarover volgende week meer.