Afgelopen zaterdag kopte de Volkskrant dat het kabinet de aanval inzet op zorg zonder prijsafspraak.1 Op dit moment mogen zorgverzekeraars op niet-gecontracteerde zorg een korting op de vergoeding toepassen. Deze korting mag niet zo groot zijn dat de verzekerde in de praktijk gehinderd wordt om voor deze niet gecontracteerde zorg te kiezen. (Het zogeheten ‘hinderpaalcriterium’.) Meestal wordt 75% vergoed. Minister de Jonge liet weten dat het kabinet lagere vergoedingen wil toestaan, al zal het kabinet wel borgen dat de hoogte niet zo laag wordt vastgesteld dat toch een hinderpaal ontstaat. Hoe hoog de vergoeding moet zijn en hoe wordt geborgd dat er geen hinderpaal optreedt, is niet duidelijk.
Aanleiding voor de ingreep is de stijging van het aandeel van niet-gecontracteerde zorg, met name in de wijkverpleging en de geestelijke gezondheidszorg (ggz). Volgens De Jonge nemen de wijkverpleegkundigen het lagere tarief voor lief en compenseren zij dat door meer zorg te verlenen. “Het gaat om circa 100 miljoen euro extra zorgkosten waarvoor de kenmerken van de patiënten geen verklaring bieden. Van dat geld kunnen we 16 duizend extra mensen helpen.” Eigenlijk zegt de minister hier dat wijkverpleegkundigen méér zorg verlenen, maar aan de verkeerde mensen. Op dit punt kom ik in een volgende blog terug.
Ik begrijp dat De Jonge graag prijsafspraken wil, maar met dit voorstel spant hij mijns inziens het paard achter de wagen.
Centraal zou de vraag moeten staan waarom een toenemend aantal zorgaanbieders afziet van een contract met de zorgverzekeraars. Het antwoord op deze vraag bestaat uit drie delen. Op de eerste plaats bestaat er tussen zorgverzekeraars en tal van zorgaanbieders verschil van mening over wat een redelijk tarief is. Zo weigert een groot aantal huisartsen een contract te ondertekenen met Zilveren Kruis. De huisartsen beoordelen de vergoeding van de zorgverzekeraar als onvoldoende. Het is de bedoeling dat huisartsen steeds meer zorg overnemen van de duurdere tweede lijn zoals ziekenhuizen. Bijvoorbeeld de controle van COPD- en diabetespatiënten. Maar de extra kosten die dit met zich meebrengt worden volgens de huisartsen niet verdisconteerd in de geboden tarieven.
De huisartsen staan hierin niet alleen. Eerder klaagden de fysiotherapeuten al over afknijpende zorgverzekeraars en morgen dient een rechtszaak van ruim 30 private zorgaanbieders tegen de zorgverzekeraars.2 Dit zijn de zorgaanbieders die De Jonge op het oog heeft. Zij hebben geen contract met de zorgverzekeraars en krijgen dus maar een deel van de behandeling vergoed, nu nog 75%. De kern van het conflict tussen de zorgaanbieders en de zorgverzekeraars draait om de vraag: 75% waarvan? De verzekeraars stellen dat het om 75% van het marktconforme tarief voor een behandeling gaat, de zorgaanbieders trekken dit in twijfel. Zij oordelen dat de zorgverzekeraars veel lagere tarieven hanteren dan door de Nederlandse Zorgautoriteit (NZA) zijn vastgesteld. Cruciaal is dat de zorgverzekeraars geen inzicht bieden in de tarieven die zij hanteren. Zij beroepen zich op hun geheimhoudingsplicht. Het voorstel van de minister lost dit probleem niet op.
Een tweede reden waarom zorgaanbieders afzien van een contract ligt in de budgetplafonds. Budgetplafonds als zodanig zijn het probleem niet, ze zijn onmisbaar gebleken om de stijging van de zorgkosten in de hand te houden. Probleem is wel dat de plafonds zonder aanzien des persoons aan alle zorginstellingen worden opgelegd. Dit betekent dat nieuwe zorgaanbieders, ook als zij innovatief en goedkoper zijn dan gevestigde instellingen, zich onvoldoende kunnen ontwikkelen.
En een derde reden ligt in de administratieve rompslomp waar zorgverleners aan moeten voldoen. Ik denk dat het voorstel van De Jonge ook voor deze laatste twee problemen geen soelaas biedt.
De kern van het probleem ligt op een ander niveau. Ik ben geen voorstander van marktwerking in de zorg, maar als je kiest voor marktwerking is een ‘gelijk speelveld’ voor de betrokken partijen een essentiële voorwaarde. Daarvan is nu geen sprake. Zorgverzekeraars hoeven op geen enkele manier te onderbouwen hoe zij de tarieven vaststellen; zorgaanbieders kunnen, als zij zich benadeeld voelen of benadeeld worden, geen vuist maken: zij mogen niet collectief onderhandelen (zij worden geacht elkaars concurrenten te zijn en gezamenlijk optrekken zou afbreuk doen aan de concurrentie).
Het voorstel van de minister (een verlaging van de vergoeding voor niet-gecontracteerde zorg) zal de onderhandelingspositie van de zorgverzekeraars nog verder vergroten. Als De Jonge zorg zonder prijsafspraken voor beide partijen minder wil laten lonen, zal hij de positie van de zorgaanbieders moeten versterken. Ofwel door zorgverzekeraars te verplichten openheid van zaken te geven over de ‘marktconforme tarieven’ die zij hanteren, ofwel door het zorgaanbieders mogelijk te maken gezamenlijk te onderhandelen.