Agnes Jongerius neemt na tien jaar afscheid van het Europees Parlement. In die tijd zag ze de focus verschuiven van marktwerking, begrotingsdiscipline en bedrijfsbelangen naar een socialer Europa waarin er meer oog is voor de noden en wensen van mensen.
Agnes Jongerius
Delegatieleider PvdA in het Europees Parlement
U zult dat wellicht herkennen: in de zomer is er meer tijd om eens rustig wat laden open te trekken en een beetje op te ruimen. Medicijnen die over de datum zijn wegbrengen naar de apotheek. Giroafschriften van tien jaar geleden naar het oud papier. Oude visitekaartjes door je handen laten gaan. Ja, ik ben iemand die veel bewaart en slecht kan weggooien. Dat heeft ook voordelen. Zo vond ik in een van de lades een artikel dat ik samen met Marjolijn Bulk, de Europa-specialist van de FNV, in 2013 geschreven heb voor de Internationale Spectator. Ik was zelf op dat moment, na 25 jaar werken bij de vakbeweging, verbonden aan het kenniscentrum Instituties van de Open Samenleving (IOS) van de Universiteit Utrecht.
Het artikel draagt als titel Crisis zet sociaal Europa onder druk[1] en gaat over de nasleep van de bankencrisis van 2008. Vanuit Brussel werd via de zogenaamde Trojka[2] aan die landen die in de problemen waren gekomen door speculatie met staatsobligaties, een streng hervormingsprogramma opgelegd. Vast onderdeel van het hervormingsprogramma waren bezuinigingen op de sociale uitkeringen, verlaging van de pensioenen en de minimumlonen en het afbreken van sectorale cao-onderhandelingen.
Hoewel in stukken van de Europese Commissie uit 2012 wel waarschuwingen te lezen vallen over gebrek aan betrokkenheid van sociale partners bij de hervormingsplannen en de sociale onrust die daarvan het gevolg zou zijn, bleven deze waarschuwingen zonder gevolgen.[3] In ons artikel beschrijven wij hoe in Portugal de rechter in 2013 een stokje stak voor de door de Trojka opgelegde hervormingsplannen.
De Portugese rechter oordeelde dat de maatregelen die door Brussel waren opgelegd als voorwaarden voor steunmaatregelen, bepaalde bevolkingsgroepen onevenredig hard troffen en daarmee in strijd waren met de Portugese grondwet. Vanuit Brussel kwam per kerende post de opdracht dat de Portugese regering onmiddellijk nieuwe bezuinigingsvoorstellen moest presenteren.[4] Geen woord over de noodzaak van sociaal beleid en de bescherming van grondrechten van burgers en werknemers. Geen begin van een koerswijziging in Brussel.
In 2014 werd ik lid van het Europees Parlement. Hier zag ik het als mijn persoonlijke opdracht, helemaal met mijn ervaringen van mijn FNV-tijd, deze koerswijziging wel voor elkaar te krijgen: om ervoor te zorgen dat het sociaal beleid van de lidstaten werd gezien als een noodzakelijke investering in de stabiliteit van de gemeenschappelijke munt en een noodzakelijke voorwaarde voor vertrouwen in de Europese samenwerking. Om het sociale beleid stevig te verankeren, juist in tijden van crisis. Eerlijk is eerlijk: dat viel me niet mee. Want net als in elk parlement gaat het natuurlijk om het vinden van parlementaire meerderheden. Lang niet iedereen was bereid snel de oude recepten van het financieel-economisch beleid op te geven.
Brexit-referendum was omslagpunt
Van een omwenteling was pas sprake toen in 2016 tot grote schrik van veel Brusselse beleidsmakers 51,9% van de Britten zich voor een Brexit uitspraken. Grote groepen gewone Britse burgers hadden zich in het stemlokaal laten leiden door hun conclusie dat wanneer de Europese Unie zich niets gelegen liet liggen aan hun zorgen en belangen, zij ook niets meer met die Europese Unie te maken wilden hebben. ‘Britse banen voor Britse werknemers’[5] was een leuze die in delen van de Britste vakbeweging werd gehanteerd. De Europese Unie werd gelijkgesteld met de instroom van goedkope arbeidskrachten die zorgden voor grote onderlinge concurrentie tussen werkenden en de afbraak van werknemersrechten. Voeg daarbij de vaak dwingende bezuinigingen op de welvaartsstaat, en je kunt de uitslag van het referendum wel verklaren.
Rond dezelfde tijd slaagde Marine Le Pen erin de tweede ronde van de Franse presidentsverkiezingen te bereiken. Le Pen uitte scherpe kritiek op de Europese Unie en wist daar grote groepen gewone Fransen mee te trekken. Niet lang daarna lag met regelmaat half Frankrijk plat door protesten van de gele hesjes. Protesten die begonnen als reactie op de stijgende brandstofprijs en de kosten van levensonderhoud.
Deze twee onafhankelijke gebeurtenissen, Brexit en de opkomst van Le Pen, lijken uit een gelijke voedingsbodem te komen in het publieke narratief: een weerzin tegen een Europa waarin het niet gaat om mensen. Waarin mensen zichzelf niet meer lijken te kunnen vinden in de keuzes die elders voor hen gemaakt worden. Zelfs in Brussel gingen er alarmbellen rinkelen.
Het inzicht dat doorgaan op deze weg tot uitholling van de steun van de Europese bevolking voor het Europese project zou leiden, vatte post. Tijd voor een koerswijziging dus. Commissievoorzitter Jean-Claude Juncker en commissaris voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid Marianne Thyssen kwamen in de tweede helft van het mandaat met een groot aantal voorstellen voor sociaal beleid.[6] Voorstellen over fatsoenlijke arbeidscontracten en voorstellen voor verlofregelingen om werk en zorgtaken te kunnen combineren.
Ook kwam er voor de eerste maal een Europese arbeidsinspectie, de European Labour Authority (ELA). Juist bij grensoverschrijdende arbeid en het vrije verkeer van arbeid binnen de Europese Unie is vaak sprake van misstanden. Uitbuiting van werknemers met een zwakke positie tegenover hun werkgever door onderbetaling, gevaarlijke arbeidsomstandigheden, lange arbeidsuren en slechte huisvesting, kwamen heel vaak voor. De vrijheid van verkeer voor werknemers was geen werknemersrecht meer, maar een maas in de wet voor werkgevers voor goedkope arbeidskrachten.
Arbeidsinspecties van de lidstaten hebben vaak moeite op te treden wanneer een werkgever of arbeidsbemiddelaar in een andere lidstaat gehuisvest is. Ook is vaak niet duidelijk in welke lidstaat betaling van loonbelasting, sociale premies en pensioenafdrachten moet plaatsvinden. De ELA kreeg tot taak juist bij grensoverschrijdende arbeid de nationale inspectiediensten te ondersteunen, zodat Europese samenwerking niet alleen ten gunste van het geld gaat, maar ook ten gunste van werknemers.
Niet alleen de inspectie werd opgevoerd, ook de wettelijke regels werden aangepakt. De Europese Commissie kwam eindelijk tegemoet aan een langdurige eis van de vakbeweging en de sociaal-democraten: de regels rond de grensoverschrijdende detachering van werknemers werden herzien.
In het Europese Parlement heb ik me met deze Posting of Workers Directive[7] mogen bezighouden. Bij de herziening van deze richtlijn ben ik in staat geweest gelijke beloning voor hetzelfde werk te garanderen. Ook bij grensoverschrijdende arbeid zijn de cao's van het werkland van toepassing, wanneer deze hoger zijn dan die van het thuisland. De Poolse loodgieter moet gewoon volgens de Nederlandse metaal cao betaald worden en voor de werknemers in de Nederlandse distributiecentra gelden de Nederlandse arbeidsvoorwaarden. Daarmee komt er een einde aan de loonconcurrentie door werknemers uit een ander EU-land aan te trekken.
Europese Pijler voor Sociale Rechten
Naast deze concrete wetsvoorstellen werd ook een meer fundamenteel proces ingezet: de lancering van de Europese Pijler voor Sociale Rechten (EPSR).[8] Aangespoord door de progressieve krachten in het Europees Parlement nam Jean-Claude Juncker samen met Stefan Löfven, oud vakbondsvoorzitter, en destijds premier van Zweden, in 2017 het initiatief voor een sociale top in Götenburg.
De voorzitter van de Europese Commissie, de Europese Raad en van het Europese Parlement tekenden een document waarin in heldere bewoordingen de basis sociale rechten staan zoals die voor alle burgers in Europa zouden moeten gelden. Van gelijke kansen, een eerlijke beloning en veilige arbeidsomstandigheden, tot sociale bescherming en betaalbare huisvesting.
In dat jaar - 2017 - zagen wij een echte koerswijziging: voor de eerste keer werden via de Europese Pijler de sociale rechten verankerd. Natuurlijk, met het boekje van de EPSR kun je de boodschappen niet betalen en is er niet zomaar een betaalbaar huis beschikbaar. Maar zomaar bezuinigen op sociale voorzieningen ligt minder voor de hand.
Bij de verkiezingen in 2019 voerden wij met Frans Timmermans als onze topkandidaat een campagne met veel nadruk op de sociale thema’s: minimum- en eerlijke lonen, betaalbare woningen en gelijke beloning tussen mannen en vrouwen. We boekten een geweldig verkiezingsresultaat. Hoewel Frans niet de toppositie van commissievoorzitter wist te bemachtigen, deed Ursula von der Leyen in haar speech in 2019[9], in een poging om steun te verwerven voor haar voorzitterschap, een aantal belangrijke toezeggingen aan de sociaal-democraten.
Zij kondigde aan dat zij met concrete wetsvoorstellen zou komen om de sociale rechten in Europa te verbeteren. De voorstellen voor loontransparantie om zo de loonkloof tussen mannen en vrouwen te beslechten en om de rechtsbescherming van werkenden voor digitale platforms als Uber te versterken, zijn het rechtstreekse gevolg van onze sociaal-democratische verkiezingscampagne tijdens de vorige Europese verkiezingen.
Dat geldt ook voor het voorstel voor toereikende minimumlonen in Europa, het wetsvoorstel waar ik in dit mandaat mijn tanden in heb mogen zetten.[10] In de Europese Pijler voor Sociale Rechten staat opgeschreven dat alle werknemers aanspraak moeten kunnen maken op een eerlijk loon, een loon dat een fatsoenlijk leven mogelijk maakt. Dat fatsoenlijk leven is helaas voor heel veel werknemers in Europa niet de realiteit. Zij kunnen ondanks hun baan toch aan het eind van de maand hun rekeningen niet betalen of hun kinderen geen goede toekomst bieden.
Ook tegen het voorstel voor de richtlijn voor toereikende minimumlonen was aanvankelijk veel weerstand. Weerstand omdat men dacht dat er één minimumloon in heel Europa zou moeten komen. Maar ook weerstand tegen Europese bemoeienis met sociaal beleid van lidstaten in het algemeen en lonen in het bijzonder. Weerstand dus bij mensen en organisaties die nog steeds van mening zijn dat Europa er uitsluitend voor markt en munt moet zorgen. Die moeite hebben met de ingezette koerswijziging.
Gelukkig zijn we in staat geweest die weerstand te overbruggen. Dat gebeurde onder het Franse voorzitterschap, het land dat toevallig toen ook net verkiezingen had. Verkiezingen waarin Macron zichzelf terugvond tegenover Le Pen, net als in 2017. Macron had een overwinning nodig, hij wilde zichzelf van zijn sociale kant laten zien. Hij pleitte voor een Europa dat beschermt.[11]
Hierdoor konden we met steun van de vakbonden en de progressieve stemmen in het Parlement onze kans grijpen en weer een nieuw fundament leggen voor een socialer Europa. In het najaar van 2022 hebben wij de onderhandelingen over de richtlijn toereikende minimumlonen succesvol weten af te ronden.[12]
De richtlijn vraagt alle landen om periodiek te controleren of het minimumloon nog toereikend is en om dat, zo nodig, extra te verhogen. Daarnaast wordt ingezet op versterking van het collectief onderhandelen en van de vakbonden. De lidstaten hebben twee jaar de tijd gekregen deze richtlijn om te zetten in nationale wetgeving. (Zie ook het artikel van Elmar Smid in dit nummer van S&D, over de implementatie van de richtlijn in Nederland.) Ik ben trots op dit onderhandelingsresultaat.
De weg vooruit is ingezet
Wanneer ik de Europese samenwerking vergelijk met de situatie die ik tien jaar geleden met Marjolijn Bulk beschreef in de Internationale Spectator, moet ik concluderen dat we echt heel veel voortgang hebben geboekt. Juist op het punt van wat we ‘sociaal Europa’ noemen. Via concrete wetsvoorstellen is gewerkt aan het verbeteren van de levens van mensen in Europa.
Die vooruitgang is mede het gevolg van de schok die het Brexit-referendum heeft veroorzaakt. De uitkomst van dat referendum heeft laten zien dat wanneer de Europese samenwerking zich louter op markt en munt richt, de steun voor de Europese samenwerking snel afbrokkelt. Nu vinden de politici van extreemrechtse partijen dat alleen maar positief. Met Marine Le Pen delen zij de overtuiging dat de samenwerking in Europa bestreden moet worden; zij wijzen Europese integratie af en gaan voor de natiestaat.
Maar de conservatieven van de Europese volkspartij konden de afgelopen periode in meerderheid overtuigd worden om de lijn van Juncker en Von der Leyen, beiden van de EPP, te volgen. Samen met grote delen van de liberale fractie en met steun van de Groenen en The Left was er in het Europese Parlement een ruime meerderheid voor een meer sociaal Europa. Met deze meerderheid zijn we in staat geweest de Europese Pijler verder te verankeren in het Europese beleid.
In bijvoorbeeld het Europese investeringsfonds[13] wordt benoemd dat de lidstaten bij het opstellen van hun nationale investeringsplannen rekening moet houden met de Europese Pijler. Nu nog vooral als een inspanningsverplichting en dus minder hard als de financiële eisen in het begrotingsbeleid, maar het is zeker iets om trots op te zijn.
Toekomst
Als ik vooruitkijk hebben we nog een aantal taken voor ons liggen. Zo worden op dit moment de Europese begrotingsregels herzien. Hier moet de koerswijziging tastbaar worden, door de Europese Pijler van Sociale Rechten en de doelstellingen die daaraan verbonden zijn, bindend te maken. We moeten voorbij de cijfers kijken, en focussen op wat maatregelen doen met mensen in de lidstaten zelf.
Uiteindelijk heeft Portugal de boze brieven uit Brussel naast zich neergelegd en heeft het geluisterd naar zijn eigen rechters. Opvallend genoeg is Portugal een van de landen die het sterkst uit de economische crisis is gekomen. Juist door te durven investeren in lonen, pensioenen en mensen. Zoals de Portugese rechter het zo mooi schreef: ‘Hoe groter de mate van opoffering opgelegd aan burgers ter legitimatie van publieke belangen, hoe groter de vereisten van billijkheid en rechtvaardigheid in de verdeling van deze offers moeten zijn.’
Europa is niks zonder de mensen die er wonen, zonder hun idealen en zonder hun identiteit. De 3%-begrotingsnorm halen kan niet ten koste gaan van elke prijs. Daarnaast heb ik persoonlijk ook nog wel een wensenlijstje liggen. Want waar het gat in de wet van de Detacheringsrichtlijn is gedicht, is de volgende maas in de wet al gevonden door derdelanders – mensen met een andere nationaliteit dan die van één van de lidstaten van de EU, Noorwegen, IJsland, Liechtenstein of Zwitserland - in Europa geen arbeidsbescherming te bieden. Daarom vragen we dat de wet wordt herzien.
Natuurlijk zijn er nu ook mensen in de liberale en de conservatieve fracties die zeggen dat het tijd is voor ‘back to business as usual’. Dat het nu weer moet gaan over de versterking van de interne markt, de concurrentiekracht van bedrijven en een zuinig financieel beleid. Met de groei van extreemrechts in een aantal landen van Europa is de verdere versterking en verankering van de sociale dimensie geen gegarandeerd bezit.
Om de volledige implementatie van de Europese Pijler voor Sociale Rechten te garanderen, hebben we een hervorming van de begrotingsregels nodig zodat er ruimte gecreëerd wordt om te investeren in mensen. Daarnaast moet er meer wetgeving komen om de Europese Pijler voor Sociale Rechten verder te verankeren, bijvoorbeeld om betaalbaar wonen te garanderen.
Ook moeten er bindende voorwaarden gesteld worden aan de besteding van publiek geld. Kijk bijvoorbeeld naar Amerika, waar Joe Biden afdwingt dat investeringen van de Inflation Reduction Act moeten gaan naar ‘good paying union jobs’. Laat ons ervoor pleiten dat publiek geld alleen gaat naar banen die vallen onder een cao. En wat een toeval, een hogere dekkingsgraad van cao’s staat al in de Europese wet minimumlonen, nu de uitvoering nog. Daarom is het zaak bij de komende verkiezingen hard te knokken voor een sterk progressief blok in het Europees Parlement. Maar hé: hard knokken voor de goede zaak, dat kunnen wij.
Noten
[1] Marjolijn Bulk en Agnes Jongerius (2013). Crisis zet sociaal Europa onder druk. Internationale Spectator jaargang 67, nr 6.
[2] Met de Troika wordt verwezen van het besluitvormend orgaan waarin vertegenwoordigers van de Europese Commissie, de Europese Centrale Bank en het Internationaal Monetaire Fonds.
[3] Zie bijvoorbeeld: Europese Commissie (2013). Industrial Relations in Europe 2012, 11 april 2013.
[4] Europese Commissie (2013). Statement by the European Commission on Portugal, 7 april 2013.
[5] Zie bijvoorbeeld: Ince, A., Featherstone, D., Cumbers, A. , MacKinnon, D. and Strauss, K. (2015). British jobs for British workers? Contesting work, nation and globalisation through the Lindsey Oil Refinery disputes. University of Glasgow.
[6] Voor de plannen van Juncker zie zijn speech met als titel: A New Start for Europe:My Agenda for Jobs, Growth, Fairness and Democratic Change.
[7] Europees Parlement. Legislative Train Schedule. Revision of the Directive on the Posting of Workers – Labour mobility package.
[8] Europees Parlement, Raad voor Europa en Europese Commissie. Europese pijler van sociale rechten.
[9] Europese Commissie (2019). Opening Statement in the European Parliament Plenary Session by Ursula von der Leyen, Candidate for President of the European, 16 juli 2019.
[10] Europese Commissie. Adequate minimum wages in the EU.
[11] Macron, L’Europe qui protege, 5 mei 2019.
[12] ILO (2022). The new EU Directive on minimum wage sets a dual goal, 16 november 2022.
[13] Europese Commissie. Herstelplan voor Europa.