Na de verkiezingen van 2017 lanceerde de PvdA een campagne waarin ‘zekerheid’ centraal staat. Dat begrip is veel meer dan slechts een marketingidee. Wat leert de filosofie ons over ‘zekerheid’ en wat kan de politiek daarmee?
Door: Josette Daemen
Promovenda aan het Instituut Politieke Wetenschap van de Universiteit Leiden
De grote verkiezingsnederlaag van maart 2017 vormde voor de Partij van de Arbeid de aanleiding voor een grondige herbezinning op het eigen verhaal. De partij keerde de blik naar binnen en stelde zichzelf de vraag: waar staat de PvdA nou echt voor en hoe moet dat aan de kiezer worden overgebracht? Daarbij schakelde partijleider Lodewijk Asscher de hulp in van merkstrateeg Marc van Oosterhout. Het kritische zelfonderzoek van de partij, gecombineerd met de inzichten uit de communicatiewereld, leidde tot de start van een campagne rondom één centraal thema: zekerheid.
De omarming van zekerheid als kern van het nieuwe verhaal van de PvdA lijkt een schot in de roos. Al een paar jaar klinkt vanuit verschillende hoeken de waarschuwing dat een groot deel van de Nederlandse bevolking lijdt onder steeds meer onzekerheid. De commissie-Borstlap wijst op onzekerheid van baan en inkomen onder de groeiende groep flexibele werknemers in ons land.[1] De WRR schrijft dat mensen in het middensegment van de samenleving zich niet langer zeker voelen van hun sociale positie.[2] Kim Putters, directeur van het SCP, benadrukt het belang van meer zekerheid met betrekking tot zorg, onderwijs en rechtsspraak.[3] Tot slot confronteert de coronacrisis ons momenteel met ongekende onzekerheden wat betreft onze gezondheid, ons inkomen en onze manier van leven in het algemeen.[4] Er lijkt kortom in ons land grote behoefte te bestaan aan meer zekerheid.
Maar wat is zekerheid eigenlijk, waarom is het van belang voor het individu en waarom zouden mensen zekerheid voor elkaar moeten scheppen? Een goede plek om te zoeken naar antwoorden op dit soort analytische en ethische vragen is de politieke filosofie. Toch zijn de oplossingen ook hier niet snel gevonden. Niet in de laatste plaats vanwege de lastigheid het begrip ‘zekerheid’ te vertalen in het Engels, de lingua franca van de wetenschap. De letterlijke vertaling ’sureness’ wordt nauwelijks gebruikt, ‘certainty’ heeft meestal specifiek betrekking op kennis en ‘security’ heeft vaak de connotatie van fysieke veiligheid. Toch levert de literatuur over ‘security’ al met al de meeste inzichten op over het concept en de waarde van zekerheid. Er zijn maar weinig teksten expliciet aan dit thema gewijd, maar er zijn uit verschillende politiek-filosofische tradities interessante gedachten over zekerheid te destilleren.
In dit artikel vat ik de belangrijkste inzichten over zekerheid uit de politieke filosofie samen in drie lessen. Als eerste geef ik een definitie van het begrip en schets ik de verschillende dimensies die eraan vastzitten. Met behulp van die dimensies beschrijf ik vervolgens een aantal manieren waarop zekerheid een rol speelt in het goede leven. Daarna leg ik uit waarom je zou kunnen stellen dat mensen moreel verantwoordelijk zijn voor elkaars zekerheid. Tot slot sla ik de brug tussen de politieke filosofie en de politiek van zekerheid, met een concreet advies aan de PvdA.
Les 1: de drie dimensies van zekerheid
In de alledaagse communicatie lijken mensen intuïtief goed aan te voelen wat er met ‘zekerheid’ wordt bedoeld. Toch is het nog niet gemakkelijk om het begrip te definiëren. Om erachter te komen wat het concept nu precies inhoudt, kunnen we ons wenden tot Jonathan Heringtons werk over ’security’[5]. Globaal kan zekerheid volgens hem worden omschreven als een relatie tussen een individu en een goed.[6] Dat goed kan alles zijn wat bijdraagt aan het menselijk welbevinden. Voorbeelden zijn fysieke integriteit (zekerheid hiervan noemen we vaak ‘veiligheid’) of inkomen (hierom gaat het vaak bij ‘sociale zekerheid’), maar ook een fijne leefomgeving of een relatie. Verderop in deze paragraaf neem ik iemands baanzekerheid als voorbeeld.
Specifieker kan zekerheid volgens Herrington worden gedefinieerd als de kans dat een individu een goed in de toekomst tot zijn of haar beschikking heeft.[7] Doordat zekerheid onder deze definitie wordt gelijkgesteld aan een kans, wordt zekerheid een kwestie van gradatie – niet iets wat mensen wel of niet hebben, maar iets wat ze in meer of mindere mate hebben. Het is natuurlijk mogelijk af te spreken om alleen bij een kans van 100% te spreken van zekerheid. In deze paragraaf hanteer ik die regel niet; in de rest van dit stuk behandel ik zekerheid af en toe voor het gemak wel als absolute kwalificatie.
Op basis van het werk van Herington kunnen we drie dimensies van het concept zekerheid onderscheiden. Ten eerste is er de ‘feitelijke dimensie’. Hierbij hebben we het over de objectieve kans dat een individu in de toekomst een goed tot zijn beschikking heeft. In het geval van iemands baanzekerheid gaat het om het antwoord op de vraag: gegeven hoe de zaken er nu daadwerkelijk voor staan – de stand van de economie, de plannen van de werkgever, de prestaties van de werknemer en andere relevante feiten – hoe groot is de kans dat de werknemer zijn baan in de toekomst behoudt?
Ten tweede kent zekerheid een ‘overtuigingsdimensie’. Nu betreft het de subjectieve kans dat een individu in de toekomst een goed tot zijn beschikking heeft. In het genoemde voorbeeld gaat het om het antwoord op de vraag: gegeven zijn eigen kennis en overtuigingen – de bepalingen in zijn arbeidscontract, de signalen die hij op zijn werk oppikt, zijn ervaringen uit het verleden etc. – hoe groot schat de werknemer zelf de kans dat hij zijn baan in de toekomst behoudt?
Tot slot zit er aan zekerheid een ‘gevoelsdimensie’. Mensen associëren zekerheid doorgaans met een emotionele staat van kalmte en geborgenheid. Daarentegen wordt een gebrek aan zekerheid meestal in verband gebracht met onrust en angst. Bij de gevoelsdimensie van zekerheid gaat het niet om het feit of de overtuiging dat iemand een bepaald goed – bijvoorbeeld zijn baan – in de toekomst tot zijn beschikking heeft, maar om het antwoord op de vraag: hoe voelt hij zich?
In de praktijk hangen de drie dimensies van zekerheid vaak nauw met elkaar samen: de feiten die mensen om zich heen ontwaren, beïnvloeden de overtuigingen die ze vormen, die op hun beurt weer bepaalde gevoelens teweegbrengen. Niettemin laat Herington zien dat er geen noodzakelijk verband bestaat tussen de feitelijke dimensie, de overtuigingsdimensie en de gevoelsdimensie van zekerheid. Zo kan het zijn dat de werknemer in ons voorbeeld in feite helemaal geen kans heeft om zijn baan te verliezen: zijn werkgever is voornemens hem morgen een vast contract aan te bieden. Toch kan de werknemer ervan overtuigd zijn dat hij zijn baan waarschijnlijk gaat kwijtraken: hij weet niet wat zijn werkgever van plan is, zijn tijdelijke contract loopt bijna af, en op basis van nieuwsberichten over een ophanden zijnde recessie vermoedt hij dat er een ontslagronde aankomt. Tegelijkertijd heeft hij mogelijk maar een deel van de tijd een gevoel van onzekerheid: tijdens zijn dagelijkse meditatiesessie voelt hij zich volkomen rustig; pas bij het zien van het achtuurjournaal bekruipt hem een gevoel van angst.
De eerste les uit de filosofie is dus dat zekerheid een veelomvattend begrip is waarmee verschillende dingen bedoeld kunnen worden. Willen we echt kunnen spreken van zekerheid en willen we dat alle voordelen ervan ook echt ondervonden worden, dan is het van belang dat mensen zekerheid maximaal ervaren, in alle drie de dimensies: ze moeten een goed daadwerkelijk tot hun beschikking hebben in de toekomst, ze moeten geloven dat ze dit goed zullen genieten en ze moeten zich gerustgesteld voelen.
Les 2: zekerheid en het goede leven
Nu we een conceptueel plaatje hebben gevormd van het zekerheidsbegrip, kunnen we ons wenden tot de ethische aspecten. De ethiek gaat in de eerste plaats over de vraag wat goed is voor de mens. In de context van dit artikel is het dan ook interessant om te onderzoeken op welke manieren zekerheid zou bijdragen aan het goede leven. Een nuttige bron voor het beantwoorden van deze vraag, naast het eerdergenoemde werk van Herington, is het werk van Jonathan Wolff en Avner de-Shalit over ‘disadvantage’, waarin de auteurs analyseren hoe het onderworpen zijn aan risico’s iemand op een achterstand kan stellen ten opzichte van anderen.[8] Omgekeerd maken ze daarmee inzichtelijk hoe zekerheid een mensenleven juist beter maakt. Hieronder ga ik in op drie verschillende manieren waarop zekerheid een rol kan spelen in het menselijk welzijn, waarbij elke manier correspondeert met één dimensie van zekerheid.
Allereerst draagt zekerheid door haar feitelijke dimensie natuurlijk in potentie bij aan het toekomstige welzijn van de mens. We hadden al gezien dat zekerheid gaat om de kans dat een individu een bepaald goed tot zijn beschikking zal hebben. We gaan ervan uit dat dit goed het welbevinden van dit individu verhoogt. Wanneer het goed bij het verstrijken van de tijd inderdaad tot zijn beschikking komt of blijft, dan is zijn welbevinden daar tegen die tijd bij gebaat. Zo levert zekerheid dus een potentiële bijdrage aan toekomstig welzijn. Deze bijdrage komt echter niet direct bij zekerheid zelf vandaan, maar bij het goed waarvan iemand zekerheid heeft.[9]
Ten tweede stelt zekerheid via haar overtuigingsdimensie de mens in staat om zijn aandacht, energie en middelen efficiënt te besteden. Kunnen we er bijvoorbeeld van uitgaan dat we in de toekomst een redelijk inkomen hebben, dan hoeven we geen grote hoeveelheden geld opzij te zetten ‘voor het geval dat’. Kunnen we erop rekenen dat we veilig zijn op straat, dan hoeven we niet binnen te blijven om risico’s uit de weg te gaan. Omgekeerd leidt onzekerheid ertoe dat we bronnen van levensgeluk in het nu laten schieten om mogelijk onheil in de toekomst af te wenden. Zolang we niet weten of we genoeg inkomen zullen hebben, stellen we het krijgen van kinderen nog even uit; als we niet kunnen uitsluiten dat ons buiten iets zal overkomen, doen we ’s avonds maar geen blokje om. Hoe minder doemscenario’s er openliggen in ons hoofd, hoe beter we onze aandacht, energie en middelen kunnen wijden aan de werkelijke loop van ons leven. Ook op die manier draagt zekerheid dus bij aan ons welzijn.[10]
Tot slot heeft zekerheid middels haar gevoelsdimensie een positief effect op het menselijk gemoed. Het gevoel van geruststelling dat zekerheid in het algemeen met zich meebrengt ervaren mensen doorgaans als prettig. Een bepaald basisniveau van dit gevoel functioneert zelfs als een fundament dat nodig is om de capaciteiten van lichaam en geest te kunnen benutten: extreme stress, angst en bezorgdheid trekken een wissel op onze vermogens om logisch na te denken, actie te ondernemen en te genieten. Uiteraard ervaren we bepaalde vormen van spanning af en toe als plezierig (denk aan het inzetten van een stapel fiches op rood in het casino), en er zijn sensatiezoekers die zelfs bijzonder veel van dit gevoel houden (bergbeklimmers bijvoorbeeld). Toch kunnen we in het algemeen alleen genieten van incidentele momenten van onzekerheid als we kunnen leunen op een bredere emotionele basis van zekerheid. Ook het gevoel van zekerheid draagt dus direct bij aan het menselijk welbevinden.[11]
Al met al luidt de tweede les uit de politieke filosofie dat zekerheid wel degelijk een belangrijke rol speelt in het goede leven, zowel direct als indirect. Daaraan draagt elke dimensie van zekerheid weer op een andere manier bij. Interessant genoeg wordt het belang van zekerheid in de praktijk vaak pas duidelijk wanneer zekerheid wegvalt: pas wanneer blijkt dat de beschikbaarheid van een bepaald goed in de toekomst niet gegarandeerd is, komen we erachter hoeveel we om dat goed zelf geven, hoe sterk we leunen op het idee dat het in de toekomst beschikbaar is en hoe fijn het is om onbezorgd te leven.
Les 3: moreel verantwoordelijk voor elkaars zekerheid
Ethiek gaat niet alleen over de vraag wat er bijdraagt aan het welzijn van het individu (het goede), maar ook over de vraag wat we elkaar onderling verschuldigd zijn (het juiste). De tak van de ethiek die aan deze laatste kwestie is gewijd, noemen we ook wel de moraliteit. Een interessante vraag om te stellen in het kader van dit artikel is waarom mensen een morele verplichting zouden hebben om elkaar zekerheid te bieden. In de filosofie bestaan er uiteenlopende theorieën over de vraag wat mensen elkaar verschuldigd zijn, en in de meeste daarvan speelt zekerheid geen expliciete rol. Dat is in principe niet verrassend, immers: als een theorie al vaststelt dat mensen elkaar iets verschuldigd zijn (bijvoorbeeld respectvolle behandeling), dan geldt die regel zowel nu als in de toekomst, en spreekt het dus voor zich dat mensen elkaar ook zekerheid daarvan verschuldigd zijn (in dit geval zekerheid van respectvolle behandeling). Maar er is ook een stroming in de morele filosofie waarin zekerheid een meer uitdrukkelijke rol lijkt te spelen. Dit is de ‘vulnerability theory’, een theorie die de menselijke kwetsbaarheid centraal stelt.
Het mensbeeld waarop een groot deel van de westerse politieke filosofie gebouwd is, is dat van het zelfstandige, rationele, gezonde, volwassen individu. Uit morele theorieën gebouwd op dit mensbeeld spreekt in veel gevallen bovenal het belang van de regel dat individuen elkaar niet in hun handelen dienen te belemmeren. In lijn met dit idee wordt de staat vaak gezien als de autoriteit die garandeert dat mensen afblijven van elkaar en van elkaars bezittingen – met andere woorden, de staat schept zekerheid van fysieke integriteit en eigendom. Dit zien we bijvoorbeeld terug in de vroege sociaal-contracttheorieën zoals die van Thomas Hobbes.[12]
‘Vulnerability theorists’ vertrekken vanuit een heel ander mensbeeld. Zij benadrukken dat mensen belichaamde wezens zijn. Daardoor zijn ze voor een groot deel van hun leven afhankelijk van de zorg van anderen, zoals tijdens hun kindertijd, ouderdom en periodes van ziekte. Bovendien maakt dit hen onvermijdelijk kwetsbaar voor de slagen van het lot, of die nu te maken hebben met acties van anderen, haperingen van het eigen lichaam of grillen van de natuur. Uit die kwetsbaarheid of afhankelijkheid ontstaat niet slechts een morele verplichting om elkaar niet aan te vallen, zoals die in de vroege sociaal-contracttheorieën centraal staat, maar ook de morele plicht om voor elkaar te zorgen als dat nodig is. Anders gezegd: omdat er in het leven niet de zekerheid bestaat dat onheil uit zal blijven, moeten mensen elkaar de zekerheid bieden dat ze elkaar zullen opvangen als dat onheil zich voordoet. Wat mensen elkaar volgens deze theorie verschuldigd zijn, is dus niet alleen zekerheid van fysieke integriteit en eigendom, maar bestaanszekerheid in bredere zin. In het creëren van de instituties waarbinnen deze morele plicht wordt vervuld, is er volgens veel vulnerability theorists opnieuw een belangrijke rol weggelegd voor de staat.[13]
Uit deze specifieke filosofie spreekt een derde les over zekerheid: zekerheid, in ieder geval van de dingen die we nodig hebben om in ons bestaan te voorzien, is iets wat we als mensen voor elkaar zouden moeten scheppen. In dit licht lijkt het geen gek idee om zekerheid als kern te nemen voor moreel verantwoorde politiek. Maar met die conclusie zijn we er nog niet. Want wat voor zekerheden zouden er hier en nu gecreëerd moeten worden en op welke manier?
Zekerheid: van theorie naar praktijk
Bij de politieke filosofie kun je goed terecht voor conceptuele analyses en ethische theorieën; concrete raad voor de politieke praktijk zal je er minder snel vinden. Toch zal ik hier een poging wagen om de stap te maken van de politieke filosofie van zekerheid naar de politiek van zekerheid. Maar laat ik allereerst opnieuw twee lessen uit dit stuk onderstrepen: zekerheid speelt beslist een belangrijke rol in het goede leven en er zijn redenen om aan te nemen dat we als mensen verantwoordelijkheid dragen voor elkaars bestaanszekerheid – redenen die in ieder geval voor sociaal-democraten overtuigend zouden moeten zijn. Vanuit dit perspectief hoeft zekerheid dus niet alleen een mooi marketingconcept te zijn, maar kan het ook een startpunt vormen voor ethisch verantwoorde politiek.
Om vanuit dit startpunt nu ook daadwerkelijk de goede richting op te gaan, dient de PvdA twee dingen te onderzoeken. Ten eerste: van welke zaken zou er – in dit land, op dit moment – (meer) zekerheid geschapen moeten worden? Ten tweede: op welke manieren zou dit moeten gebeuren? Voor het beantwoorden van deze vragen is er in de eerste plaats empirisch onderzoek nodig. Niettemin kan het filosofische perspectief hierbij tot op zekere hoogte ook van pas komen. Laat ik daarom mijn gedachten over beide kwesties delen.
Te beginnen met de vraag van welke goederen er in het huidige Nederland zekerheid gecreëerd zou moeten worden. Vanuit de filosofische inzichten uit de vorige paragrafen kan gesteld worden dat het in ieder geval zou moeten gaan om de dingen die mensen nodig hebben om in hun bestaan te voorzien. In onze samenleving zouden een fijne woning, een prettige leefomgeving, goed onderwijs, degelijke zorg en goedbetaald werk allemaal in die categorie kunnen vallen. In het licht van het woningtekort, de klimaatverandering, het tekort aan leraren en zorgpersoneel en de flexibilisering van de arbeidsmarkt lijkt zekerheid van deze goederen in ons land momenteel onder druk te staan. Voor de politiek lijkt het daarom een goed idee om in te zetten op meer zekerheid van deze zaken.
Volgens sommigen is er nog een bron van onzekerheid die aangepakt zou moeten worden: verandering van de nationale identiteit en maatschappelijke normen als gevolg van immigratie, globalisering en progressieve politiek. Het is aannemelijk dat de mens voor het leiden van een goed leven een cultureel kader nodig heeft dat in zekere mate constant is.[14] Toch zijn de dingen waarvan sommigen in dit licht meer zekerheid zouden willen zien – de nationale identiteit en maatschappelijke normen zoals we die nu specifiek kennen – van een andere aard dan de goederen die hierboven zijn besproken – zoals een woning, een baan en onderwijs. De zaken in de laatste categorie zijn evident goed voor iedereen; in de eerste categorie vinden we echter ook zaken waarvan men zich zou kunnen afvragen of dat wel het geval is. Neem een ongewijzigde Sinterklaastraditie of het traditionele man-vrouwrolpatroon: voor respectievelijk niet-witte Nederlanders en vrouwen zijn deze dingen niet per se goed. Zekerheid van deze cultuurelementen zou het welzijn van deze groepen juist in de weg kunnen staan. De politiek doet er daarom goed aan om voor elk van de zaken waarvan zekerheid bepleit wordt na te gaan of het wel gaat om een goed dat voor iedereen bijdraagt aan zijn of haar welzijn.
Dan de vraag op welke manieren er meer zekerheid zou moeten worden gecreëerd. De overheid kan hiervoor een prima vehikel vormen. Die heeft daarvoor verscheidene middelen tot haar beschikking. Allereerst kan het introduceren van een recht op een bepaald goed worden gezien als een formele manier om zekerheid van dat goed te scheppen – zo biedt het recht op gelijke behandeling als het goed is zekerheid van gelijke behandeling. Daarnaast kunnen de kaders waarbinnen instituties functioneren op zo’n manier worden vormgegeven dat ze minder grillig zijn in hun effecten – denk aan beteugeling van de financiële markten om meer economische zekerheid te creëren. Tot slot kan de overheid met gerichte beleidsmaatregelen meer zekerheid proberen te scheppen van specifieke goederen – neem bijvoorbeeld natuurbeschermingsmaatregelen gericht op het behouden van flora en fauna.
Daarbij moet aangetekend worden dat er altijd voorzichtigheid geboden is wanneer de overheid meer macht naar zich toetrekt, ook wanneer het doel is om meer zekerheden te scheppen voor burgers. Dit mag er niet toe leiden dat de staat op zichzelf een gevaar gaat vormen voor mensen en daarmee juist hun zekerheid aantast.[15] Ook de specifieke maatregelen waarmee zekerheid wordt gecreëerd moeten goed doordacht worden. De geschiedenis maakt duidelijk dat methodes om zekerheid te scheppen – met name wanneer het fysieke veiligheid betreft – kunnen inhouden dat bepaalde individuen worden bestempeld als ‘gevaar’ of ‘risico’.[16] Veiligheidspraktijken waarbij sommige mensen op basis van demografische kenmerken als potentiële terrorist of fraudeur worden aangemerkt, gelden als hedendaagse voorbeelden van dit fenomeen. Daarmee komt juist de zekerheid – of veiligheid – van deze mensen in het geding. Het is dus zaak om te voorkomen dat pogingen om zekerheid te vergroten uiteindelijk het tegenovergestelde effect hebben. Bovendien is absolute zekerheid in sommige gevallen een onhaalbaar ideaal. Des te belangrijker is het voor de politiek om niet door te slaan in het streven naar zekerheid, maar steeds het welzijn van burgers voor ogen te houden.
Voor de politiek van zekerheid zijn er dus nog genoeg puzzels om op te lossen en valkuilen om te vermijden. Maar vanuit de politieke filosofie van zekerheid durf ik al met al te stellen: het is het proberen waard.
Noten
- Commissie Regulering van Werk (2020). In wat voor land willen wij werken? Naar een nieuw ontwerp voor de regulering van werk, eindrapport van de Commissie Regulering van Werk, 23 januari 2020.
- Engbersen, G., Snel, E., & Kremer, M. (2017). De Val van de Middenklasse? Het Stabiele en Kwetsbare Midden.
- Putters, K. (2019, 11 januari). In potentie hangen er in Nederland heel wat gele hesjes aan verschillende kapstokken. Het Financieele Dagblad. (Geraadpleegd van: https://fd.nl/opinie/1284629/in-potentie-hangen%20er-in-nederland-heel-wat-gele-hesjes-aan-verschillende-kapstokken).
- Daemen, J.A.M. (2020). Onzekerheid in Tijden van Corona. Bij Nader Inzien. (Geraadpleegd van: https://bijnaderinzien.com/2020/03/17/onzekerheid-in-tijden-van-corona/).
- Herington (2017). Climate-Related Insecurity, Loss and Damage. Ethics, Policy and Environment, 20(2), 184–194.; Herington (2019). The Contribution of Security to Well-Being. Journal of Ethics and Social Philosophy, 14(3), 179-203.
- Herington (2017), 187.
- Herington (2019), 182.
- Wolff, J., & de-Shalit, A. (2007). Disadvantage. Oxford: Oxford University Press.
- Herington (2019), 179-203.
- Wolff & de-Shalit, 68-69.
- Ibid., 68-69; Herington (2019), 185-188.
- Hobbes, T. (1651/1996). Leviathan (R. Tuck, ed.). Cambridge: Cambridge University Press.
- Fineman, M.A. (2008). The Vulnerable Subject: Anchoring Equality in the Human Condition.Yale Journal of Law & Feminism, 20(1).; Goodin, R. E. (1986). Protecting the Vulnerable: A Reanalysis of Our Social Responsibilities. Chicago: The University of Chicago Press.; Kittay, E.F. (1999). Love’s Labor: Essays on Women, Equality, and Dependency. New York: Routledge.
- Zie Margalit, A., & Raz, J. (1990). National Self-Determination. 87(9), 439-461.
- Zie Pettit, P. (1997). Republicanism: A Theory of Freedom and Government. Oxford: Clarendon Press.
- Zie Foucault, M. (1978). About the Concept of the ‘Dangerous Individual’ in 19th-Century Legal Psychiatry (A. Baudot & J. Couchman, trans.). International Journal of Law and Psychiatry, 1(1), 1-18.