Thijs Wöltgens protesteerde in de jaren negentig luid tegen de neoliberale tijdgeest. Zijn werk inspireert nog steeds. In dit artikel wil ik u meenemen in mijn gedachten over de veranderingen die nodig zijn om ons land socialer en sterker te maken, oftewel over de toekomst van ons sociaaleconomische model. Over waarom ik geloof dat we het Rijnlandse model nodig hebben in de eenentwintigste eeuw.

Mijn interesse in de politiek groeide in mijn tienerjaren tijdens het premierschap van Wim Kok. Als student economie voelde ik me vooral aangetrokken tot de PvdA-slogan ‘sterk en sociaal’. Een sociale samenleving kan niet zonder sterke economie. Al die goede sociale voorzieningen moeten immers wel betaald kunnen worden. Mijn belangrijkste boodschap nu is dat het omgekeerde minstens zo waar is: een land kan nooit sterk zijn als het niet sociaal is.

Dit artikel is gebaseerd op de tiende Thijs Wöltgens-lezing, die ik mocht houden op 11 mei in Kerkrade. Behalve een eer voelde het houden van die lezing ook als een bijzondere verantwoordelijkheid. Zeker nadat ik een e-mail ontving van iemand, geen PvdA-stemmer overigens, die schreef: ‘Ooit heb ik de kortstondige kans gehad om met Thijs te spreken in de trein, zelf onderweg naar school, hij onderweg naar Den Haag. Ik had daaruit het gevoel dat hij nog één van de weinige echte Sociaal-Democraten was binnen de toenmalige fractie.’ De schrijver moedigde mij aan om het sociale geweten dat hij bewonderde in Wöltgens, vast te houden in de huidige politiek.  

De onlangs veel te jong overleden journalist Max van Weezel omschreef Wöltgens als iemand die na zijn intrede in de Tweede Kamer in 1977 meteen bekend stond als ‘een onorthodoxe denker’. Hij doordacht sociaaleconomische, maatschappelijke en democratische problemen en droeg oplossingen en richtingen aan. Ook nu nog word ik als financieel woordvoerder regelmatig aan het werk van Wöltgens herinnerd. Van zijn geschriften is De Nee-zeggers wellicht het meest uitgesproken. In dit pamflet uit 1996 keert Wöltgens zich ‘uit boosheid en onbegrip’ tegen het neoliberalisme dat overal in de wereld de leidraad voor politiek handelen is geworden. Met grote bezorgdheid constateert hij: ‘Als er in feite niets te kiezen valt, wordt het democratisch proces een ritueel.’

De neoliberale ideologie van denkers als Friedrich Hayek en Milton Friedman stoelt uiteindelijk op hebzucht als grootste drijfveer in het leven. Het is een ideologie die een beroep doet op rationalisme als ware het waardevrij. Het claimt een vergroting van de vrijheid, terwijl het tegendeel waar is. Neoliberaal denken verkleint juist de vrijheid van de meeste mensen. Wöltgens stelde terecht dat overheidsingrijpen noodzakelijk is om de vrijheid van álle mensen te waarborgen. Want als minder kansrijke mensen geen of minder goed onderwijs of gezondheidszorg wordt geboden, hoe kunnen zij zich dan ontplooien? Welke vrijheid hebben zíj dan?

‘Wie niet horen wil, zal de tucht van de markt voelen. De nieuwe religie vraagt ons de wereldmarkt te aanbidden. Ketters worden geïsoleerd door de inquisitie van het mondiale geldkapitaal. De afgedwongen nieuwe vrijheid maakt een haarfijn onderscheid tussen winnaars en verliezers. De winnaars worden fiscale wereldburgers, de honkvaste verliezers vergen veel solidariteit van de even honkvaste middengroepen. Herverdeling is uit, tweedeling is in.’ Een tijdloos citaat. De spijker op de kop.

Wöltgens nam zeer terecht stelling tegen de zogenaamd waardevrije markteconomie. Natuurlijk doet het ertoe of iemand goede voeding, onderwijs en zorg krijgt of dat iemand geld uitgeeft aan een tweede of derde vakantie of de aanschaf van consumptiegoederen. Juist politici dienen deze waarden te definiëren. Als zij dat niet doen, moeten ze niet gek opkijken als mensen het vertrouwen in hen verliezen.

Blijkens zijn boeken, artikelen en andere geschriften ging het Rijnlandse model Wöltgens zeer aan het hart. Ik heb er de afgelopen tijd veel inspiratie en ideeën aan ontleend. Maar wat is nu de kern van dat Rijnlandse model? Samen werkt beter dan ieder voor zich. Eigenlijk heel simpel. In de eenentwintigste eeuw net zozeer als in het verleden.

Analyse van ons huidige sociaaleconomische bestel

Ons sociaaleconomisch bestel kent drie fundamentele problemen: 1) kapitaal wint, arbeid verliest; 2) grote bedrijven onttrekken zich aan de samenleving; 3) de ongelijkheid neemt toe. In de kern komen die problemen voort uit de groeiende dominantie van het Angelsaksische model ten koste van het Rijnlandse model. Bedrijven zijn zich steeds meer op het aandeelhoudersbelang gaan richten en steeds minder op het algemene belang. En dat gaat ten koste van de werknemers en de samenleving.

Een eenzijdige focus op de belangen van aandeelhouders leidt tot druk op lonen en arbeidsomstandigheden en onzekerheid over banen. Tot belastingontwijking en -ontduiking. En bovendien tot steeds grotere ongelijkheid. Stuk voor stuk schadelijke trends voor onze samenleving. Schadelijk in sociaal opzicht, maar ook economisch. Trends dus die de politiek moet keren.

Kapitaal wint, arbeid verliest

De verdeling tussen arbeid en kapitaal loopt steeds verder uiteen. Terwijl de bedrijfswinsten oplopen, blijven de inkomens van mensen achter. De afgelopen tien jaar nam de bestedingsruimte van gezinnen per saldo met gemiddeld 6% af. De vaste lasten daarentegen stegen relatief sterk, woonlasten bijvoorbeeld met 24%.1 De bedrijfswinsten aan de andere kant bereiken recordniveaus met jaarlijkse stijgingen van meer dan 10% naar € 218 mrd.2 Bedrijven starten grootscheepse aandeleninkoopprogramma’s, dividenduitkeringen worden verhoogd.

Het aantal werkende armen neemt toe, steeds meer mensen hebben meerdere kleine baantjes nodig om de eindjes aan elkaar te knopen. De lobby’s – dividendbelasting! - winnen het van het algemeen belang. We boeren hier achteruit in plaats van vooruit. Het zijn typische kernmerken van het Angelsaksische aandeelhoudersmodel. Dat model kenmerkt zich door een focus op kortetermijnwinsten, hoge rendementseisen en een zeer eenzijdige focus op aandeelhouderswaarde.

‘The only business of business is business’, zo vatte Milton Friedman het ooit samen. Het is een model dat mijlenver afstaat van het Rijnlandse model waar Nederland een welvarende democratische rechtsstaat mee is geworden. In dat model zijn de belangen van aandeelhouders, werknemers en maatschappij nevenstaand, gelijkwaardig, en is besluitvorming gericht op de langere termijn. Het is een model van wederzijdse loyaliteit en van verantwoordelijk bestuur. Het model van samenwerking versus individualisme.

Maar dat model staat onder druk. Steeds meer krijgen aandeelhoudersbelangen de overhand. We zagen de laatste jaren agressieve bedrijfsovernames, die soms nog maar net voorkomen konden worden. Denk aan AkzoNobel, PostNL, KPN, Ahold, Unilever. Die bedrijven wisten een overname weliswaar te voorkomen, maar de acties hadden wel effect. Activistische aandeelhouders worden steeds vaker beloond met grootscheepse aandeelinkoopprogramma’s, superdividenden of het opknippen van bedrijven. Zowel Unilever als Akzo paste bijvoorbeeld na de afgeslagen overnamepogingen het beleid stevig aan ten faveure van aandeelhouders. Tegelijkertijd worden steeds meer risico’s op werknemers afgewenteld. Zo vroeg Akzo steun van medewerkers en politiek toen het moeilijk was, maar gaf het niet thuis toen de pensioenproblemen van het eigen personeel opgelost moesten worden.

Een bedrijf dat alleen de aandeelhouders wil behagen, streeft er ook naar om zo weinig mogelijk bij te dragen aan onze collectieve voorzieningen. Dat is schadelijk, omdat juist collectieve voorzieningen cruciaal zijn voor een sociale samenleving met gelijke kansen. Goed onderwijs, goede zorg, betaalbare volkshuisvesting, een rijk cultureel leven, veiligheid. Het zijn niet voor niets ook juist die factoren die zorgen voor een goed vestigingsklimaat. Die moeten natuurlijk wel worden betaald. Als het bedrijfsleven geen eerlijk deel van deze rekening betaalt, komt die op het bord van de werkenden. En dat leidt tot onvrede en weerstand.

Belastingen worden inmiddels op grote schaal ontweken via ingewikkeld fiscaal trapezewerk. Daarnaast lobbyt het bedrijfsleven voor steeds lagere winstbelastingen. Maar die tarieven daalden de afgelopen jaren al in Europa, van gemiddeld rond 30% naar 22% nu. In Nederland gaat het tarief van 35% in 2004 naar 21% volgens het kabinetsvoornemen en het einde lijkt nog niet in zicht. Terwijl de winsten stegen naar € 15,8 mrd voor Shell en € 6,5 mrd voor Unilever. Dat is onhoudbaar.

Deze problemen worden inmiddels breed onderkend. President van De Nederlandsche Bank Klaas Knot roept al jaren op tot loonsverhogingen. Het Internationaal Monetair Fonds, vroeger een bolwerk van neoliberaal denken, zet ongelijkheid steeds nadrukkelijker op de kaart. Larry Flink, de ceo van BlackRock, met € 6.000 miljard de grootste vermogensbeheerder ter wereld, pleit al jaren voor een ommekeer.3 Weg van de kwartaalcijfers, minder aandeleninkoop, meer aandacht voor de langetermijnstrategie.

De OESO en de Europese Commissie wijzen stelselmatig op de zorgen die zij hebben over de positie van zzp’ers in onze economie. Zzp’ers zijn vaak vogelvrij. Het Nederlandse Nibud wijst telkens op kwetsbare gezinnen, ook gezinnen met een middeninkomen, die de eindjes niet meer aan elkaar geknoopt krijgen. Ook het Sociaal en Cultureel Planbureau zet dit probleem op de agenda.

De reden dat de lonen niet stijgen, is dat de macht van arbeid ten opzichte van kapitaal steeds verder afneemt. Flexibele arbeidskrachten worden tegen elkaar uitgespeeld, net zoals kapitaalkrachten overheden tegen elkaar uitspelen. Internationalisering, meer flexibele arbeidsmarkten en een tanende invloed van vakbonden leiden gecombineerd tot steeds meer druk op de lonen en hogere beloningen van kapitaal. De arbeidsinkomensquote – het deel van het nationaal inkomen dat de beloning voor de verschaffing van de productiefactor arbeid uitdrukt - daalt daardoor steeds verder.

De gemene deler uit al deze oproepen uit onverdachte hoek is het keren van dit tij en zorgen om de sociale cohesie. Wim Kok zei het al eens treffend in zijn Willem Drees-lezing: ‘Het is belangwekkend om te zien dat het juist de landen zijn met een relatief hoog niveau van sociale bescherming en doorgaans stabiele arbeidsverhoudingen, waar de Europese schuldencrisis tot op heden de minst zware schade veroorzaakt. Die twee kunnen dus wel degelijk samengaan: een hoog ontwikkeld sociaal stelsel en economische welvaart’.4 Zowel Drees als Kok stond erom bekend zeer zorgvuldig met de staatskas om te gaan. Sociaal beleid moest natuurlijk wel eerst verdiend worden, zei Kok er nadrukkelijk bij.

De stelling die ik echter zou willen opwerpen is: alleen in een economie waarbij de verschillende belangen evenwichtig worden gewogen, waarbij de verdeling van de welvaart redelijk is, waarbij iedereen mee kan doen en niemand langs de kant staat, kan er sprake zijn van duurzame economische ontwikkeling.

Grote bedrijven onttrekken zich aan de maatschappij

De grote bedrijven staan steeds meer naast in plaats van in de samenleving. Dit is een groot verschil met de jaren vijftig, toen Philips een grote verantwoordelijkheid voor de medewerkers voelde en huisvesting, opleiding, sport, ja zelfs de kruidenier verzorgde - de huidige Etos: Eendracht, Toewijding, Overleg en Samenwerking. Philips was Eindhoven en Eindhoven was Philips. Dat is misschien wat veel van het goede, maar het andere uiterste zijn bedrijven die alleen voor zichzelf en de aandeelhouders op de wereld zijn.

Het pijnlijkste lobbygesprek dat ik in de afgelopen 6,5 jaar als Kamerlid heb gevoerd, ging over de gaswinning en de aardbevingen. De hoofdlobbyist van Shell kwam langs om over de Groningse problemen met gaswinning te spreken. Mijn deur staat altijd open en ik was benieuwd wat Shell, 50%-aandeelhouder van het verantwoordelijke bedrijf NAM, wilde betekenen om de ellende in Groningen het hoofd te bieden. Dat viel bitter tegen. De hoofdboodschap was dat ik als financieel woordvoerder toch moest inzien dat als we de gaswinning te veel omlaag zouden brengen, het allemaal bedrijfseconomisch niet meer rendabel zou zijn, en dat om die reden ook Groningers wellicht naar hun recht op compensatie konden fluiten. Een onverholen dreigement. De beste man heb ik op zijn Gronings, met kop en kont mijn kamer uitgezet. Maar het zegt veel over de agenda van ons grootbedrijf.

Hetzelfde kwam naar voren in een interview met Paul Polman in het AD, waarin hij sprak over de afschaffing van de dividendbelasting.5 Hoe die journalisten het überhaupt in hun hoofd haalden hem kritisch te bevragen? En de politiek die alsmaar commentaar leverde over € 2 mrd aan gemiste belastinginkomsten, die begreep er al helemaal niks van! Helaas zijn dit soort bedrijven losgezongen van de samenleving. Ze komen voort uit het Rijnland maar gedragen zich Angelsaksisch.

Ongelijkheid neemt toe

In de westerse wereld neemt de ongelijkheid toe. Niet alleen de verhouding tussen arbeid en kapitaal wordt steeds schever, ook binnen de factor arbeid worden de verhoudingen schever. Volgens de OESO profiteerde 40% van de bevolking in rijke landen de afgelopen jaren niet of nauwelijks van de economische groei. In sommige gevallen gingen mensen erop achteruit.6 Hoogopgeleiden hebben vaker een vast contract en een hoger inkomen. Lager opgeleiden en jongeren een flexibel contract en onzekerheid over hun baan.

Maar waar flexibilisering en matiging voor werknemers het devies zijn, zijn marktconforme prestatiebeloningen dat voor de (helaas nog steeds veelal) hoge heren aan de top. De gemiddelde topman van een AEX-bedrijf verdient nu 171 keer het modale salaris. Daar is niks gematigds aan. Nederland staat daarmee op plek 5 in de wereld. Ceo’s verdienen in drie dagen wat werknemers in een jaar ontvangen. Polman van Unilever en Van Boxmeer van Heineken spannen de kroon; zij verdienden vorig jaar in minder dan een dag wat een werknemer per jaar aan salaris krijgt.7

In zijn Willem Drees-lezing (2015) wees Lodewijk Asscher op het risico dat we een kopvoetersmaatschappij dreigen te worden.8 Een kopvoeter is zo’n tekening die kleine kinderen van een mens maken. Met armen en benen direct aan het hoofd. Zonder middenstuk, zonder romp. De samenleving dreigt die kant op te gaan. Met een rijke top van wereldburgers die zichzelf overal wel redt en een grote onderklasse. En een middenklasse die onder druk staat. Die geen of slechts beperkte loonsverhoging krijgen. Waar banen op de tocht staan. Waar het nog maar de vraag is of je het onderwijs van de kinderen kunt financieren en of de huur betaalbaar blijft. Waar mensen dreigen af te zakken in plaats van doorgroeien. Kortom, waar wenkend perspectief ontbreekt.

Als we deze trends zo langslopen, stemt dat niet positief. De lonen blijven achter, winsten nemen toe. Korte termijn gaat voor lange termijn. Aandeelhoudersbelang voor het algemeen belang. Landen worden fiscaal tegen elkaar uitgespeeld. We kunnen het tij keren, daarvan ben ik overtuigd. Met oude en nieuwe methoden. Gebaseerd op ons Rijnlandse model. Op drie terreinen wil ik daarvoor voorstellen doen: voor een actieve rol van de overheid in onze economie, voor een rechtvaardiger belastingstelsel en voor dienstbare bedrijven die zich aanpassen aan de nieuwe tijd.

Actievere rol overheid in onze economie

De overheid heeft een grote rol in onze economie. Door regulering, door het bieden van bescherming, door de eigen uitgaven en door belastingheffing waarmee ze kan sturen. Als sociaal-democraat en als econoom geloof ik in een sterke overheid die actief optreedt in de economie. Als eerste met de overheidsuitgaven, die in Nederland ongeveer 42% bedragen van wat we gezamenlijk verdienen.9 Die moeten in slechte tijden gebruikt worden om de economie te steunen en de samenleving te beschermen. Nederland heeft echter vaak de neiging om in slechte tijden juist de broekriem aan te halen, mede door knellende Europese begrotingsregels.10 Dat leidt tot onnodig hoge werkloosheid en grote maatschappelijke schade.

De vraag doemt natuurlijk op of de PvdA niet ook zelf – toen we in het kabinet zaten onder Rutte II – te hard bezuinigde. Het antwoord daarop is tweeledig. Keynesiaans begrotingsbeleid zou enerzijds meer ruimte hebben gelaten voor een ruimer begrotingsbeleid, waarbij moet worden aangetekend dat in 2009 en 2010 het overheidstekort op respectievelijk 5,3% en 5,4% lag om de jaren erna langzaam onder 3% te geraken. Er was dus wel degelijk sprake van een tekort ten tijde van de crisis. Daarbij komt dat op lange termijn, in een vergrijzende samenleving, dergelijke tekorten niet houdbaar zijn. De financiële crisis heeft de economie structureel geschaad. Dan is het noodzakelijk ook structurele aanpassingen te doen. Conjuncturele maatregelen helpen alleen bij conjuncturele tegenvallers, niet bij structurele.

Niettemin is het goed de ruimte die er is conjunctureel te benutten en in ieder geval niet steviger dan strikt noodzakelijk te bezuinigen. Het is dus beter in een open economie als de Nederlandse meer ruimte te laten in de begroting om tegenvallers op te vangen. Ook de Europese begrotingsregels moeten daarop worden aangepast. Wat mij betreft moet bij een volgende economische neergang de overheidsbegroting dan ook langs de volgende lijnen worden ingezet: investeringen naar voren halen, gerichte ondersteuning van de arbeidsmarkt met bijvoorbeeld deeltijd-WW, koopkracht op peil houden en niet extra bezuinigen op collectieve voorzieningen. We zouden in de Europese regels veel meer moeten kijken naar schuldniveaus in plaats van percentages. Een open economie als de Nederlandse kent immers snelle schommelingen. Bij deugdelijk begrotingsbeleid kunnen die goed ‘anticyclisch’ worden opgevangen.

Dan de publieke investeringen. Wordt het niet hoog tijd de langdurende lage rente aan te grijpen voor een analyse van publieke investeringen die maatschappelijk meer renderen dan de kosten van de huidige staatsschuld? De uitdagingen zijn bekend. Het klimaatprobleem vergt forse investeringen. De globaliserende economie vraagt veel denk- en aanpassingskracht van onze bevolking. Waarom geen extra middelen lenen voor deze productieve maatschappelijke investeringen? Waarom komt dit debat in Nederland – maar ook in landen om ons heen, zoals Duitsland - zo moeizaam van de grond, terwijl er zowel maatschappelijk als economisch zoveel voor te zeggen is? We lijken in onze cultuur schulden nog altijd als een zonde te zien, terwijl tegenover schulden heel nuttige investeringen in de samenleving en de toekomst kunnen staan. Zeker als de rente zo laag is als nu en we die langjarig vast kunnen zetten.

Een actieve overheid beschermt onze publieke belangen. Wouter Bos stelde in zijn Den Uyl-lezing van 2010: ‘Ik ben er gaandeweg van overtuigd geraakt dat het soms makkelijker en beter is om publieke belangen voor de markt af te schermen dan te pogen de markt te temmen teneinde de publieke belangen niet te schaden.’11 De Eerste Kamercommissie onder leiding van ChristenUnie-senator Kuiper die de privatiseringen en verzelfstandigingen van overheidsdiensten onderzocht, komt tot vergelijkbare conclusies.12 Daarom pleit ik voor een herziening van ons staatsdeelnemingenbeleid.

De aansturing van ons openbaar vervoer en de publieke taak van het postnetwerk zijn daar voorbeelden van. Door het faillissement van SecurCash zijn we ook voor het geldtransport de facto afhankelijk van één privaat bedrijf. Als het daar mis gaat, zitten we binnen enkele dagen met lege pinautomaten, zitten we allemaal zonder geld. Dat vraagt om herbezinning en een overheid die haar publieke rol actiever invult. Kortom, voorkom private monopolies en neem als overheid de leiding. En als je aandelen hebt, voer actief beleid: met diversiteit, duurzaamheid en publieke dienstverlening als kernwaarden.

De overheid zou, meer in het algemeen, veel beter de publieke belangen in ons financiële stelsel moet beschermen. We mogen nooit meer terug naar een situatie waarin de belastingbetaler banken moet redden, die door roekeloos gedrag in de problemen zijn gekomen. Strenge regulering is nodig, de bankenbuffers moeten verhoogd worden naar minstens 10%. We moeten de bonuscultuur blijven bestrijden. En de Volksbank, de voormalige SNS, gaat niet naar de beurs.

De overheid, nationaal en Europees, moet ook actiever optreden tegen grote multinationale bedrijven. Door digitalisering en globalisering ontstaan technologiebedrijven met grote monopolies. Facebook, Apple, Google, Uber: ze bestaan bij de gratie van hun netwerken en ónze data. Daar zit hun waarde. Bovendien verstikken deze grote reuzen kleine, jonge bedrijven en innovaties. Zo remmen ze de maatschappelijke vooruitgang.13 Daarom is er een veel strengere marktmeester nodig. Die bedrijven met te veel macht kan opbreken en onze privacy beschermt.

Maak het belastingstelsel rechtvaardiger

Daarmee kom ik automatisch op de inkomstenkant van de overheid, op de belastingen dus. Die moeten rechtvaardiger, zodat ook de grote onlinebedrijven als Google, Facebook, Amazon en Apple gewoon belasting gaan betalen. Waar Wöltgens sprak over fiscale wereldburgers die belasting betalen vermijden, zien we in deze tijd voornamelijk bedrijven die zich aan welke fiscus waar ook ter wereld onttrekken. Dat moet stoppen. Het beste kan dat op Europees niveau, maar dat regelen gaat langzaam. Zolang de internationale samenwerking stokt en bedrijfslobby’s winnen, kunnen we niet met de armen over elkaar blijven zitten. Techbedrijven ontspringen immers de dans. Met Paul Tang heb ik daarom een wetsvoorstel aangekondigd om techbedrijven in Nederland belasting te laten betalen. Net als in Frankrijk en Oostenrijk nu al gebeurt. Als we genoeg Europese landen meekrijgen, komt er dan uiteindelijk vanzelf een Europese oplossing.

Ook de trend van steeds lagere winstbelastingen voor bedrijven moet gekeerd worden. Wat mij betreft gaat het tarief in de winstbelasting omhoog naar 30%. Er is geen enkele reden om arbeid met 50% en winsten met 20% te belasten. Trek het been bij en vraag een eerlijke bijdrage van bedrijven.14

Ons belastingstelsel zit ook nog vol met dubieuze aftrekposten: de expatsubsidie die ook voetbalmiljonairs krijgen, de innovatiebox, de liquiditeitsverliesverrekening, de bedrijfsopvolgingsregeling et cetera. Stop met de perverse redenering van dit kabinet dat al het geld dat wordt opgehaald bij de strijd tegen belastingontwijking één-op-één terugvloeit naar het bedrijfsleven. Het is alsof het kabinet zwartrijders in de trein beloont met een kaartje om gratis te reizen. Dat geld moet gewoon besteed worden aan onze publieke voorzieningen.

Bij de strijd tegen ongelijkheid hoort ook dat we een reële, eerlijke bijdrage vragen van de mensen met de allerhoogste inkomens in ons land. Voer daarom een toptarief in van 60% voor inkomens boven de € 150.000. En vergroen het belastingstelsel door de introductie van een CO2-heffing. Beloon bedrijven die vergroenen, maar houd er rekening mee dat sommige sectoren nou eenmaal stroom nodig hebben en compenseer hen gericht. Maak het voor mensen mogelijk en betaalbaar om de noodzakelijke verduurzaming mee te maken.

Leg private equity-investeerders aan banden, die profiteren van fiscale constructies om bedrijven over te nemen. Kranten, kinderopvangbedrijven, de Hema, V&D, afvalverwerkingsbedrijven – ze kwamen allemaal in handen van private equity-maatschappijen, die vaak sprinkhanengedrag vertonen. Door bedrijven vol te laden met schuld en forse dividenduitkeringen af te dwingen, gefaciliteerd door de fiscus. Ouders met kinderen, journalisten en winkelmedewerkers betaalden de rekening. In de PvdA-initiatiefnota ‘Private equity: een einde aan de excessen’ deden we twaalf voorstellen om de schuldfinanciering (fiscaal) te beperken, werknemers meer rechten te geven bij overnames en de bestuurdersaansprakelijkheid te vergroten en -beloningen te beperken.15 Een aantal daarvan zijn al ingevoerd. Zo levert de beperking van fiscale hefbomen die in 2018 naar aanleiding van onze nota is ingevoerd € 160 mln per jaar op.

Tot slot: schaf de foute trust-industrie af. Ik mocht in 2017 voorzitter zijn van de eerste parlementaire ondervragingscommissie uit de geschiedenis van ons parlement. We onderzochten fiscale constructies in binnen- en buitenland. De schellen vallen je van de ogen. Vanuit Nederland stroomt jaarlijks € 4.000 mrd naar belastingparadijzen, Bermuda voorop. Fiscalisten adviseren over deze constructies. Met behulp van advocaten en notarissen creëren ze een papieren werkelijkheid die niets met de echte economie te maken heeft en maar één doel dient: belastingen ontlopen via schimmige trustkantoren.

Het bedrijfsleven in het Rijnlandse model

Het Rijnlands model betekent niet dat de overheid alles kan bepalen en realiseren. Integendeel: het biedt juist veel ruimte voor een actief en ondernemend bedrijfsleven. Maar anders dan in het Angelsaksische model komt met die vrijheid ook verantwoordelijkheid. De verantwoordelijkheid om niet alleen de aandeelhouders maar alle belanghebbenden te dienen, dus ook werknemers, klanten en de samenleving als geheel. Daar zijn stevige wijzigingen voor nodig.

Allereerst een harde afspraak over het loonaandeel in de economie. De beloning van arbeid in de economie moet worden hersteld. Geen sturing op dividend en pay-out ratio’s, maar op een fatsoenlijke verhouding tussen arbeid en kapitaal. Werkgeversorganisaties en vakbonden kunnen hierbij een grote rol spelen. Zowel met het oog op maatschappelijk draagvlak als om redenen van een evenwichtig economisch beleid, zou het goed zijn harde afspraken te formuleren. Vanzelfsprekend moet daarbij rekening gehouden worden met de situatie in specifieke sectoren, maar over de volle breedte is er ruimte voor een veel betere beloning van arbeid.

Laat bovendien de lonen van de top ook in de pas lopen met die van de werknemers. Ze maken immers samen het bedrijf. Verzekeraar ASR heeft recent laten zien dat dit ook kan. Daar zijn duidelijke normen vastgelegd voor de verhouding tussen gewone werknemers en de mensen aan de top. Bedrijven mogen hun personeel heus goed belonen, maar moeten wel oog houden voor de maatschappelijke verhoudingen.

Succes op de lange termijn is belangrijker dan gewin op korte termijn, ook voor bedrijven. Voer daarom het Franse stelsel van meer stemrechten voor langdurig aandeelhouders in, de zogenoemde Wet Florange. Zet hedgefondsen en andere kortetermijnbeleggers op achterstand en stop met de presentatie van kwartaalcijfers. De mythe dat flexibiliteit voor bedrijven alleen maar voordelen kent, moet worden doorgeprikt. Het zijn niet alleen werknemers die de prijs hiervoor betalen, het is ook schadelijk voor innovatie en loyaliteit. Bedrijven zouden niet langer op kwartaalbasis moeten worden beoordeeld, maar op hun langetermijnwaarde en bijdrage aan de maatschappij.

Belangrijk is het ook om werknemers meer zeggenschap te geven. De Wet op de ondernemingsraden uit de jaren zeventig is een van de verworvenheden van Den Uyl en mist tanden in tijden van vluchtige multinationals. Democratisering is een van de manieren om tegenwicht aan het aandeelhoudersbelang te bieden. Meer instemmingsrechten dus: over beloningsverhoudingen, bij strategische wijzigingen, bij overnames en fusies.

Belangrijk is ook om het gedrag en de cultuur aan de top te veranderen. In jaarverslagen staan altijd foto’s van de bestuurders van bedrijven. Soms is het enige verschil met de negentiende eeuw dat de foto’s tegenwoordig in kleur worden geprint en dat de heren geen hoge hoed meer dragen. De enige diversiteit zit in de kleur van de stropdassen. Ik denk dat de tijd echt voorbij is dat alleen mannen van boven de zestig bepalen wat de richting van onze bedrijven moet zijn. De wettelijk vastgelegde streefwaarden voor meer vrouwen aan de top worden stelselmatig niet gehaald, terwijl diverse teams simpelweg beter presteren. Laat bij elk bedrijf dat nog niet aan de wettelijke norm van 30% vrouwen in de top voldoet nog dit jaar een man van boven de zestig terugtreden om plaats te maken voor een vrouw. Zonder divers bestuur wordt de kloof tussen het bedrijfsleven en de samenleving steeds groter.

Samenwerken in plaats van ieder voor zich

Een actievere overheid, een rechtvaardiger belastingstelsel en fundamentele veranderingen in het bedrijfsleven. Het zijn alle drie voorwaarden om onze economie en samenleving socialer en sterker te maken. Ik kan uiteraard nog veel meer zaken noemen. Het lerarentekort en de kansenongelijkheid in het onderwijs moet worden bestreden. Er zijn veel meer betaalbare woningen nodig. Een betere bescherming van natuur en biodiversiteit. En ook ons culturele leven verdient meer steun.

Ik ben ervan overtuigd dat juist ook die zaken, die het leven zoveel beter en mooier maken, meer tot hun recht komen in het Rijnlandse model. Rekening houden met verschillende belangen, omzien naar elkaar en allemaal een redelijke bijdrage leveren aan ons land. Samenwerking in plaats van ieder voor zich. Alleen een sociaal land kan ook een sterk land zijn.

Dat is een politieke opdracht, maar natuurlijk ook een verantwoordelijkheid voor de bestuurders en commissarissen van onze ondernemingen. Met als uitgangspunten: wederkerigheid, het netjes betalen van belastingen, matigheid, werknemers laten meeprofiteren als het goed gaat, focus op de lange termijn en een divers bestuur. Er moet veel veranderen, maar gelukkig zijn Nederlandse ondernemingen tot veel in staat.

We moeten onze verzorgingsstaat beschermen tegen de adepten van de markt. Zelf blijven nadenken, niet achter een ideologie aanlopen en vrij mens zijn. Ongelijkheid bestrijden, de markt beteugelen, een duurzamer samenleving en vrijheid voor iedereen, niet alleen voor die groep die het zich kan veroorloven. Dat ontstaat niet vanzelf. Dat vergt politieke strijd.

In zijn boek Lof van de politiek zegt Thijs Wöltgens ‘Na de overlevingskansen van de democratie en na de toekomst van de politiek ligt mij het voortbestaan van sociaal-democratie het meest na aan het hart.’16 Datzelfde geldt voor mij. Maar de volgende zin van Wöltgens is misschien wel de mooiste: ‘Het succes van de sociaal-democratie heeft de economische theorie veranderd. Ook van deze nieuwe neoliberale theorie moet zij zich niets aantrekken. Ook hier moet zij de feiten creëren die de leerboeken tot aanpassing dwingen: zoals zij erin geslaagd is de werking van de arbeidsmarkt als markt te beperken, met de afschaffing van de kinderarbeid, de verkorting van de werkweek en de invoering van het minimumloon, zo moet zij ook de democratie uit de greep van de markt redden.’

  • 1Consumptie nog altijd lager dan voor de crisis, ING Economisch Bureau, april 2019.
  • 2Niet financiële bedrijven boeken recordwinst, CBS, 2018, zie www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2018/13/niet-financiele-bedrijven-boeken-recordwinst
  • 3Zie bijvoorbeeld Purpose & Profit, Larry Flink’s letter to CEOs, BlackRock, 2018
  • 4Wim Kok, Willem Drees-lezing (1 oktober 2012), zie www.willemdrees.nl/wp-content/uploads/2012/01/Willem-Dreeslezing-2012-Onze-verzorgingsstaat-onder-druk-Wim-Kok.pdf.
  • 5www.ad.nl/politiek/topman-unilever-afschaffen-dividendbelasting-was-onze-harde-eis~a51472e5/
  • 6OESO, 2015, In It Together: Why Less Inequality Benefits All.
  • 7https://degeldpers.nl/2019/01/07/ceo-verdient-jaarsalaris-in-gemiddeld-drie-dagen-polman-en-van-boxmeer-in-een-dag/
  • 8www.willemdrees.nl/wp-content/uploads/2011/12/Willem-Drees-lezing-door-Lodewijk-Asscher.pdf
  • 9Macro Economische Verkenning 2019, CPB 2018.
  • 10Begroting op orde? Meer automatische stabilisatie gewenst, CPB Policy Brief, 2016.
  • 11Wouter Bos, De Derde Weg Voorbij, zie www.pvda.nl/wp-content/uploads/2010/01/10325-denuyl-lezingwouterbos.pdf.
  • 12Verbinding verbroken, Parlementaire Onderzoekscommissie Eerste Kamer, 2012.
  • 13IMF, World Economic Outlook, 2019.
  • 14Rabobank wijst erop dat de bijdrage van bedrijven de afgelopen decennia daalde van 20% naar 10%. Bron: Rabobank research, ‘Besteedbaar inkomen van huishoudens staat al bijna veertig jaar vrijwel stil’, Rabobank Research, 2018.
  • 15Zie voor de gehele nota met voorstellen: www.parlementairemonitor.nl/9353000/1/j9vvij5epmj1ey0/vjwseret33yj
  • 16Thijs Wöltgens, Lof van de politiek, Amsterdam, Prometheus, 1992.

Auteur(s)

Dossiers

Voor een thematisch overzicht van al onze artikelen en publicaties, zie onze dossiers

Steun de Wiardi Beckman Stichting

Veel van onze onderzoeksprojecten en publieke bijeenkomsten zijn mogelijk gemaakt door giften van donateurs. Ook S&D zouden wij niet kunnen maken zonder donaties.