De PvdA heeft zich te lang koest gehouden over de economie. Hoezo zouden er geen alternatieven zijn? De sociaal-democratie heeft wel degelijk een eigen analyse, maar die moet steviger uitgedragen worden. Veel steviger – en tot die tijd maar even niet regeren.

Met het project ‘Van Waarde’ droeg de Wiardi Beckman Stichting bouwstenen aan voor een nieuwe sociaal-democratische politiek. Het was een mooi project waaruit naar voren kwam dat de oude idealen van de sociaal-democratie nog recht overeind staan: bestaanszekerheid, fatsoenlijk werk en onderlinge verbondenheid. De commissie-Melkert1 heeft daar in 2013 met concrete voorstellen op voortgebouwd. De commissie is vooral in het nieuws gekomen met de voorgestelde ‘werkloosheidsnorm’: zoals Europese landen gehouden zijn aan een begrotingstekort van maximaal 3%, zo zou dat ook moeten gelden voor de werkloosheid (maximaal 5%). Maar er stonden veel meer voorstellen in het rapport. Ze hadden één ding gemeen: de economie en de samenleving weer in te richten ten dienste van de mensen en niet ten dienste van particuliere beleggers en financiële instellingen.

Het is opmerkelijk dat in de jaren dat de PvdA daarna nog onderdeel van de regering uitmaakte daar weinig van heeft doorgeklonken. Lodewijk Asscher heeft een aantal pogingen ondernomen. Hij heeft de oneerlijke concurrentie met werknemers uit met name de Oost-Europese landen aangekaart en geprobeerd om tijdelijke contracten aan banden te leggen en zo meer bestaanszekerheid te creëren. (Dat laatste is jammerlijk mislukt.) Maar voor het overige stonden de sociaal-democratische idealen niet bepaald in de schijnwerpers.

In Tegenwicht een van de publicaties van ‘Van Waarde’, stellen verschillende auteurs2 dat de financiële globalisering, of financialisering van de economie, een belangrijke factor is bij de crises die zich de afgelopen jaren hebben voorgedaan. En dan vooral de ontwikkeling van kapitaal als investeringsmiddel naar kapitaal als flitskapitaal, gericht op het behalen van snelle en hoge rendementen. Tot halverwege de jaren zeventig van de vorige eeuw was de financiële markt een hulpmiddel om de economie soepel te laten draaien. Kapitaal werd gebruikt voor investeringen die op hun beurt leidden tot een grotere productiviteit en daarmee hogere winsten, waarna de cyclus opnieuw begon. Sinds die tijd is de financiële markt steeds verder losgezongen van de reële economie.

Onder Rutte I is dit proces verder gegaan. Dat de VVD hiervoor koos is niet verrassend. Deze partij gelooft onvoorwaardelijk in de heilzame werking van de markt. Maar ook onze eigen minister van Financiën heeft geen, of in ieder geval onvoldoende, tegenwicht geboden. Belastingontwijkingsconstructies werden onder zijn verantwoordelijkheid niet afgeschaft. Aan rulings, ‘op maat gemaakte’ belastingafspraken die buitenlandse bedrijven met de fiscus kunnen sluiten, is niet getornd. Sterker, onlangs bleek de Nederlandse Staat soms zelfs een financiële bijdrage te leveren aan bedrijven om een belastingstudie te laten uitvoeren. Dijsselbloem werkte mee aan de goedkeuring van ondoorzichtige financiële producten (coco’s). En als voorzitter van de Eurogroep heeft hij weinig moeite gedaan om de Griekse bevolking enige lucht te geven. (De werkloosheid onder de jeugd bedroeg in Griekenland in 2016 47.2/%, ’s winters sluiten sommige basisscholen (!) de deuren omdat zij de brandstofkosten niet kunnen betalen en in Athene gaat een groot aantal kinderen door de week naar een charitatieve 24-uursopvang omdat zij daar tenminste een maaltijd krijgen.) Verrassend genoeg zijn de financiële instellingen, die toch een belangrijke rol bij het ontstaan van de crisis hebben gespeeld, in hoge mate ongemoeid gelaten. Het is een wereld van verschil met de voorstellen van de Commissie Melkert en Van Waarde.

De afgelopen jaren heeft het neoliberale denken in de PvdA aan invloed gewonnen. Volgens het neoliberalisme brengt globalisering vooruitgang en verhoogt vrijhandel de welvaart van iedereen. Deze redenering gaat in ieder geval niet altijd op. In 1994 kwam de North American Free Trade Agreement (NAFTA) tot stand, een vrijhandelsverdrag tussen Canada, de Verenigde Staten en Mexico. De voorstanders betoogden dat het verdrag alleen al in 1995 tot 200.000 nieuwe banen in de VS zou leiden. In plaats daarvan zijn er in twintig  jaar tijd 700.000 banen verloren gegaan. En ook de Mexicaanse bevolking is er niet op vooruit gegaan. Het voordeel van de nieuwe banen die Amerikaanse bedrijven creëerden, is meer dan teniet gedaan door de nadelen die Mexicaanse boeren ondervonden van de grootscheepse invoer van Amerikaanse agrarische producten. De enige die er echt op vooruit zijn gegaan zijn de Amerikaanse werkgevers. Zij beschikken niet alleen over goedkope arbeid en zwakke milieuverordeningen in Mexico, maar hebben ook een drukmiddel naar hun werknemers in eigen land: als jullie niet akkoord gaan verplaatsen we de productie naar Mexico.3

Het feit dat de globalisering ook verliezers kent, wordt inmiddels wel erkend. Daarbij doet zich een merkwaardig fenomeen voor. Met het benoemen van winnaars en verliezers lijkt ook de maatschappelijke tegenstelling van karakter veranderd. Het gaat niet meer om de verzoening tussen kapitaal en arbeid, maar tussen progressieven en conservatieven, tussen kosmopolieten en nostalgisten. Dat klinkt een stuk onschuldiger en moderner, maar het verhult de rol van met name de financiële sector. Mogelijk vinden sommige partijen dat prima, maar de PvdA mag zich niet langer laten verblinden door deze schijntegenstelling, die de echte maatschappelijke opgave aan het oog onttrekt.

Die opgave is dat we proberen mensen een gelijke uitgangspositie te geven en solidair met elkaar zijn als iemand buiten de boot valt. Dat vergt een overheid die haar rol als ‘marktmeester’ weer op zich neemt, die voorwaarden stelt aan het soort bedrijvigheid en de soort economische groei die we willen. Want dat is geen onveranderlijk gegeven. Er zullen ongetwijfeld tegenwerpingen komen. Dat het naïef is om te denken dat je je aan de globalisering kunt onttrekken en dat anderen er dan met de buit vandoor gaan. Maar waar bestaat die buit uit? En wie gaat ermee vandoor? Wereldwijd, ook in Nederland, daalt het aandeel van arbeid in het nationaal inkomen.4 Tegelijkertijd is de nettowinst van bedrijven tussen 1995 en 2015 bijna verdubbeld. Van deze winst werd maar een beperkt deel besteed aan nieuwe investeringen.5

Er is wel een alternatief

De afgelopen jaren is ons keer op keer verteld dat er geen alternatief is. ‘Het aantrekken van bedrijven, ook met dubieuze belastingvoordelen, is goed voor de economie.’ ‘Het opleggen van restricties door de overheid leidt tot lagere economische groei.’ ‘Een groeiend aandeel voor kapitaalverschaffers is terecht want zonder hen wordt er geen werkgelegenheid en welvaart gecreëerd.’ ‘Het beteugelen van de financiële sector is niet nodig want de crisis van 2008 was een eenmalig iets en de banken hebben hun lesje geleerd.’ ‘Als we ons niet voegen naar de vrije markt roepen we armoede en ellende over onszelf af. In het gunstigste geval worden we het ‘Jutland’ van Europa.’ We zijn het allemaal gaan geloven, maar het is niet waar.

De econoom Ha-Joon Chang documenteert uitvoerig dat bijna alle rijke landen protectionisme en subsidies hebben gebruikt ter ondersteuning van hun opkomende industrie. Vaak stelden ze ook beperkingen aan buitenlandse investeringen.6 Rolph van der Hoeven wijst op de gestage economische groei in India, China en Brazilië, ondanks de restricties op kapitaalstromen die daar gelden.7 IJsland liet niet alleen zijn banken na de financiële crisis van 2008 failliet gaan, maar bestrafte de bankdirecteuren ook met gevangenisstraffen van vier tot vijf jaar en bezuinigde niet op onderwijs en sociale zekerheid. Inmiddels is het land de economische crisis te boven (en kwam het ook nog behoorlijk ver bij het Europese kampioenschap voetbal). Ondanks de hel en verdoemenis die erover wordt uitgeroepen kan een eigenzinnig beleid dus wel degelijk succesvol zijn.

Wat wij als PvdA om te beginnen zouden moeten doen is openlijk en expliciet afstand nemen van het neoliberalisme en het mensbeeld dat daarbij hoort. De gedachte dat de wereld het meest gebaat is bij burgers die zich vooral om hun eigen belang bekommeren, is wel erg armetierig. Verreweg de meeste mensen willen zich aan elkaar verbonden weten. Dat blijkt uit de vele interviews die door het Van Waarde-team zijn gehouden. Maar ook uit de emotie die Jan Terlouw opriep met zijn ‘touwtje uit de brievenbus’. Daaruit sprak een gevoel van heimwee naar de tijd dat we elkaar nog konden vertrouwen.

Bij het verloren gaan van dit vertrouwen heeft de overheid een belangrijke rol gespeeld.

Om te beginnen heeft de overheid de burgers de laatste jaren vooral gestimuleerd om zich calculerend te gedragen. Op tal van terreinen, van (zorg)verzekeringen tot nutsvoorzieningen, kreeg de burger de boodschap mee om er toch vooral een zo goed mogelijke deal voor zichzelf uit te slepen. Het is naïef om ervanuit te gaan dat het stimuleren van dit soort gedrag geen gevolgen zou hebben op andere terreinen van de samenleving. Temeer omdat het moreel kompas van het kabinet zelf nogal eenzijdig was. ‘Met zijn allen veel geld verdienen’, was zo ongeveer het hoogste ideaal. Dat laatste staat zo centraal dat naar de wetgeving omtrent bonussen nog eens gekeken kan worden als dit het binnenhalen van financiële instellingen uit Londen zou belemmeren. En het weerhoudt onze (PvdA-)minister van Buitenlandse Zaken er niet van de van corruptie verdachte president van Mozambique te ontvangen om de ‘handelsbetrekkingen aan te halen’. Economisch gewin gaat vóór solidariteit en fatsoen, met de behandeling van de gedupeerde inwoners van Groningen als moreel dieptepunt.

Gemeenschappelijkheid

Deze eenzijdige economische blik komt ook naar voren in de manier waarop de overheid naar zichzelf kijkt. De overheid is log en niet efficiënt; alles wat enigszins naar ‘de markt’ kan, moet daar ook naartoe worden gebracht. Maar op de eerste plaats hoeft de overheid niet log en inefficiënt te zijn en is zij dat vaak ook niet. Ten tijde van de bankencrisis toonden verschillende overheden zich uitermate daadkrachtig. Het is vooral een ideologie. Als je het maar lang genoeg herhaalt gaat iedereen er op een gegeven moment in geloven. En op de tweede plaats heeft de overheid een andere rol dan de markt. De overheid kan gezien worden als een marktmeester die de scherpste kanten van de marktwerking afhaalt en toeziet op (een minimum aan) fatsoen en rechtvaardigheid in de samenleving.

Dat heeft ook gevolgen voor de positionering en beloning van publieke gezagsdragers. Overheidsdienaren en bestuurders van semipublieke instellingen zijn geen managers, maar hoeders van de belangen van de burgers. Behoorlijk betaald, maar niet buitensporig. Hier wordt vaak tegenin gebracht dat je dan ‘geen goede mensen’ meer krijgt. Er zullen ongetwijfeld mensen zijn die veel geld verdienen het hoogste goed in het leven vinden. Het staat hen vrij om in de vrije markt zo’n baan te vinden. Maar in (semi-) collectieve sectoren, waarvan de kosten door de samenleving als geheel worden opgebracht, is dat niet gepast. Het is bovendien een affront naar al die andere mensen die in deze sector werkzaam zijn: leraren, politieagenten en verpleegsters, om maar een paar beroepen te noemen.

In het bedrijfsleven is de gemeenschappelijkheid eveneens afgenomen. Werknemers blijven geen leven lang meer bij dezelfde werkgever, werkgevers nemen mensen vaak aan in een zo goedkoop mogelijke constructie, via payroll of als zzp-er. De meeste bestuurders van bedrijven zien een bedrijf als middel om productie te genereren en daarmee winst te maken. Het bedrijf is middel, geen doel. Maar er zijn ook eigenaars en bestuurders die het bedrijf zien als een eigen entiteit. Het bedrijf heeft dan ook tot doel om doorgegeven te worden aan toekomstige generaties.

Familiebedrijven vormen daar bij uitstek een voorbeeld van. Lange tijd is er een beetje smalend over dit type bedrijven gedaan. Ze zouden niet de beste managers in huis halen en aanmerkelijk minder innovatief zijn. Inmiddels is men daarvan teruggekomen. Familiebedrijven blijken een stabiele factor. Vertegenwoordigers van familiebedrijven zijn regelmatig op locatie te vinden. Daar zien en horen zij wat er speelt. In het tv-programma ‘Undercover boss’ gaat de baas van een groot bedrijf incognito als werknemer in zijn eigen bedrijf aan de slag. In een van de uitzendingen gaat de baas van de metro in Toronto undercover. Het bedrijf verkeert in zwaar weer en moet bezuinigen. Een van de mogelijkheden is het ‘outsourcen’ van de schoonmaak. Tijdens zijn werk raakt hij in gesprek met een schoonmaakster. En raakt hij onder de indruk. Van haar betrokkenheid, maar ook van de positieve reclame die zij voor het bedrijf uitstraalt. Outsourcen gaat het niet worden. De baas heeft bovendien genoeg ideeën meegekregen hoe verschillende werkzaamheden beter of eenvoudiger kunnen worden uitgevoerd.

De burger, ten slotte, is de laatste jaren ‘opgevoed’ tot iemand die vooral zijn eigen belangen goed moet behartigen. Maar ik geloof dat ‘de burger’ zich helemaal niet zo gelukkig voelt in die rol. Praktisch niet (wie heeft er in godsnaam zin om voortdurend alle tarieven van alle aanbieders te vergelijken? Om nog maar te zwijgen over de ongevraagde telefoontjes met allerlei aanbiedingen?) en ook moreel niet. Er wordt in Nederland nog heel veel vrijwilligerswerk en mantelzorg verricht. We hebben alleen afgeleerd daar een maatschappelijk item van te maken en dat politiek te bepleiten. Maar het kan wel. Zoals met de actie van Hugo Borst en Carin Gemers voor betere verpleeghuiszorg. Borst is gestart vanuit de ervaringen met zijn moeder, maar heeft dat verbreed tot een maatschappelijk thema.

Maatregelen

Er is veel te lang, ook door ons, in vaagheden en eufemismen gesproken. ‘Modernisering van de arbeidsmarkt’ in plaats van verslechtering van arbeidsvoorwaarden bijvoorbeeld. Of ‘participatie van mensen met een beperking’ in plaats van het sluiten van sociale werkplaatsen. Als de PvdA haar morele gezag wil herwinnen moeten we de economie niet langer aan economen overlaten (die het trouwens onderling ook niet eens zijn) en maatschappelijke thema’s weer durven agenderen. Ik zet een aantal maatregelen op een rijtje die (deels) door de Commissie Melkert zijn uitgewerkt en in het verkiezingsprogramma 2017 zijn opgenomen.

1. Beteugel de financiële markten

Herstel van de scheiding tussen zakenbanken en banken voor particulieren De financiële crisis was vooral zo omvattend omdat banken en financiële instellingen wereldwijd met elkaar verknoopt zijn. Het is moeilijk voor te stellen, maar tot 1999 waren zakenbanken en banken voor particulieren strikt gescheiden. Bill Clinton hief deze scheiding in 1999 op, waarna de rest van de westerse wereld spoedig volgde. De meeste burgers hebben geen enkele behoefte aan financieel riskant gedrag van hun bank. Zij willen vooral dat hun relatief simpele bankzaken (salaris, hypotheek of lening) goed geregeld worden. Door de opheffing van de scheiding tussen zakenbanken en particuliere banken worden zij echter gedwongen te delen in de risico’s die de bank neemt. We hebben een bank waarvan de staat het meerderheidsaandeel heeft. Tot nu toe lijkt er weinig animo om daar een bank voor particulieren van te maken, maar het kan wel.

Opzetten van een investeringsbank

Ondanks een historisch waanzinnig lage rente en een stimuleringsprogramma van de Europese Centrale Bank dat ik in elk geval niet kan
omvatten, slagen de banken er niet in om de bedrijvigheid te stimuleren. Zij geven nauwelijks leningen aan bedrijven en instellingen. Door voorstanders van deze terughoudendheid wordt gewezen op de voorzichtigheid die banken betrachten, juist na de lessen die zij van de crisis in 2008 geleerd zouden hebben. Of banken ook daadwerkelijk voorzichtiger zijn geworden is nog maar de vraag. Vast staat in elk geval dat een krap financieringsbeleid door banken grote gevolgen heeft. Eén van de belangrijkste gevolgen is dat bedrijven en instellingen noodzakelijke investeringen niet kunnen doen, waarmee hun groeimogelijkheden en productiviteit afnemen, of zijn aangewezen op duurdere opties. Vorig jaar zomer heeft Jeroen Kremers, onder meer oud bankier en oud IMF-bestuurder, voorgesteld om de Nederlandse Financierings-Maatschappij voor Ontwikkelingslanden (FMO), de Bank Nederlandse Gemeenten (BNG) en de Nederlandse Waterschapsbank (NWB), alle drie overheidsinstellingen, te laten fuseren tot één nationale investeringsbank. Deze bank zou minimaal €/100 miljard in kas hebben. Na een warm onthaal van dit voorstel door het kabinet ging het plan in februari van dit jaar alsnog van tafel: de beoogde fusiepartners zagen het niet zitten. In plaats daarvan komt er nu een investeringsfonds met een budget van € 2.5 miljard. Iets is beter dan niets, maar zo’n fonds haalt het natuurlijk niet bij de beoogde investeringsbank.
 

Geen winstuitkering door instellingen die een maatschappelijke voorziening vertegenwoordigen

In het huidige demissionaire kabinet heeft minister Schippers met verve geprobeerd winstuitkering door ziekenhuizen mogelijk te maken. Daarbij noemde ze als voordeel dat private kapitaalverschaffers zorginstellingen stimuleren tot innovatie. Maar dat blijkt nu juist een rol die private kapitaalverschaffers in toenemende mate niet meer vervullen. We zouden instellingen met een maatschappelijk belang, zoals ziekenhuizen maar ook zorgverzekeraars, niet in handen mogen laten vallen van het huidige flitskapitaal. Dus geen winstuitkering, dan zijn ze ook geen aantrekkelijke prooi.
 

Het vaststellen van voorwaarden voor overnames van bedrijven

De mogelijkheden om met geld snel geld te maken heeft in korte tijd een hoge vlucht genomen. Met alle creatieve oplossingen van dien. De meest bizarre uitwas is het opkopen van een bedrijf, waarbij dat bedrijf zijn eigen overname financiert. Sprinkhaankapitalisten worden ze ook genoemd: het bedrijf wordt volgehangen met schulden en vervolgens kaal gegeten door de nieuwe eigenaars. Ook al zijn dit soort constructies legaal, moreel zijn ze volstrekt verwerpelijk. Het gaat hier niet om een hoedje dat je aanschaft en weer weg doet als het je niet bevalt, maar om de werkgelegenheid en bestaanszekerheid van mensen.

2. Een nieuw fiscaal regime

Bedrijven

De afgelopen jaren zijn alle bedrijven over één kam geschoren. Althans, de gemiddelde Nederlandse bedrijven. Voor buitenlandse multinationals mag graag een uitzondering worden gemaakt. Want premier Rutte vaart vooral op één mantra: het aantrekken van bedrijven is goed voor de economie. Zo ongenuanceerd is dat nog maar de vraag. Een bedrijf dat zich hier vestigt vanwege geboden fiscale voordelen hoeft niet per se gunstig te zijn voor de economie en de werkgelegenheid. En al helemaal niet voor doelstellingen als duurzaamheid en milieu. Het zou helpen als we in ons fiscale regime ook rekening zouden houden met sociale en duurzaamheidsaspecten van ondernemingen. Een bedrijf dat zijn personeel een fatsoenlijk loon betaalt, krijgt een korting. Dat is terecht, omdat bedrijven die dat niet doen het werk veelal laten uitvoeren door Oost-Europeanen die, al of niet als zzp-er, de klus onder de prijs klaren en daarmee de Nederlandse staat opzadelen met de kosten van werkloosheidsuitkeringen van Nederlandse werknemers die dat niet kunnen doen. Bovendien dwingen zij de bedrijven die wel een fatsoenlijk loon willen betalen om mee te gaan met de ‘race to the bottom’ op straffe van faillissement. Een bedrijf dat oog heeft voor duurzaamheid krijgt eveneens een korting. Terecht, omdat de kosten voor het repareren van de gevolgen voor klimaatverandering, uitputting van grondstoffen of luchtvervuiling altijd bij de overheid neerkomen.

Werknemers en zzp’ers Een van de grote issues voor de komende tijd is de verhouding tussen werknemers en zzp’ers. Een oplossing zou kunnen zijn om werknemersverzekeringen als WAO en Ziektewet te splitsen in een algemene basisvoorziening en een werknemersdeel. Vergelijkbaar met de oudedagsvoorziening: iedereen betaalt premie voor de AOW en krijgt, afhankelijk van de leefsituatie, hetzelfde bedrag. Daarnaast kunnen werknemers een pensioen opbouwen en kunnen zelfstandigen eveneens een voorziening treffen. Als we de werknemersverzekeringen voor inkomensderving bij ziekte en arbeidsongeschiktheid op eenzelfde manier inrichten als de oudedagsvoorziening draagt iedereen zijn steentje bij en wordt de kloof tussen werknemers en zzp’ers aanmerkelijk gedicht.

Niet nu regeren

Het ontbreekt de PvdA niet aan ideeën om de ‘oude’ sociaal-democratische waarden vorm te geven – wel aan het zelfvertrouwen en het elan om deze uit te dragen. Niet alleen in commissies en werkgroepen, maar ook door Tweede Kamerleden als Henk Nijboer of een Europarlementariër als Paul Tang zijn concrete voorstellen genoeg ontwikkeld. Wat we in de toekomst nodig hebben zijn bewindspersonen die deze voorstellen ten volle onderschrijven en bereid zijn ze uit te voeren. Daarbij snapt iedere kiezer het als het ideaal niet in één keer gerealiseerd wordt en er compromissen moeten worden gesloten. Maar er moet wel een ‘stip op de horizon’ zijn en die is niet: zonder ons was het nog veel slechter geweest. Dus liever even wachten met regeren.

 

  • 1Commissie-Melkert, De Bakens Verzetten, november 2013.
  • 2Zie de bijdragen in deze publicatie van Rolph van der Hoeven, Bastiaan van Apeldoorn, Hans Schenk en Arie van der Zwan.
  • 3Thomas Frank, Listen, liberal, Melbourne, Londen 2016. pp. 85-89.
  • 4IMF: World Economic Outlook, aangehaald in de NRC, 12 april 2017, p. E5.
  • 5Aldert Boonen op de economensite Mejudice, 26 april 2017.
  • 6Ha-Joon Chang, ‘23 dingen die ze je niet vertellen over het kapitalisme’, Amsterdam, 2010, p. 89.
  • 7Rolp van der Hoeven, ‘De financiële mondialisering moet worden bijgestuurd’, in: Tegenwicht, waarom waarden ertoe doen, Amsterdam, 2013.

Dossiers

Voor een thematisch overzicht van al onze artikelen en publicaties, zie onze dossiers

Steun de Wiardi Beckman Stichting

Veel van onze onderzoeksprojecten en publieke bijeenkomsten zijn mogelijk gemaakt door giften van donateurs. Ook S&D zouden wij niet kunnen maken zonder donaties.