De auteurs van ‘De nieuwe verscheidenheid’ reageren op Mark Elchardus, Jean Tillie en Jaco Dagevos. Ze onderstrepen nog eens de noodzaak van een samenlevingsperspectief naast een integratieperspectief.

Wij willen Mark Elchardus, Jean Tillie en Jaco Dagevos van harte bedanken voor hun grondige analyses van de WRR-verkenning De nieuwe verscheidenheid en voor hun constructieve kritiek op de inhoud. Hun artikelen stemmen tot nadenken en zullen helpen bij het aanscherpen van het beleidsrapport over migratiediversiteit dat we nu aan het schrijven zijn. Als reactie willen wij ingaan op vijf punten.

1. Een nieuwe perspectief, maar geen afwijzing van integratievraagstukken

Zowel Dagevos als Elchardus stelt dat de WRR pleit voor een beleidsmatige of wetenschappelijke paradigmawisseling waarbij vraagstukken van integratie niet langer relevant zijn. Daar pleiten wij niet voor. Wel pleit de WRR voor een wisseling van perspectief voor het monitoren van migratie en integratie. We dienen afscheid te nemen van de oude lenzen waarmee vraagstukken rond migratie en integratie worden waargenomen.

Die lens leidt tot ziende blindheid waardoor onderzoekers en beleidsmakers een veelheid van migrantengroepen over het hoofd zien. Het leidt er ook toe dat onderzoekers ijzeren-heinig vasthouden aan het analyseren van steeds maar weer dezelfde migrantengroepen.

Naar onze overtuiging brengt de nieuwe verscheidenheid zowel een samenlevingsvraagstuk als een integratievraagstuk met zich mee. Daarbij gaat het integratievraagstuk over zowel oude migrantengroepen (bijvoorbeeld Marokkanen en Surinamers) als nieuwe migrantengroepen (bijvoorbeeld Polen en Syriërs). Het integratievraagstuk richt zich op de incorporatie van migrantengroepen in de Nederlandse samenleving, waarbij speciale aandacht uitgaat naar hun positie op de arbeidsmarkt en in andere sferen van integratie (onderwijs en taalverwerving en huisvesting). Het samenlevingsvraagstuk heeft betrekking op de gevolgen van de nieuwe verscheidenheid voor het samenleven. In het eerste vraagstuk staat de migrantengroep centraal, in het tweede vraagstuk de relaties tussen individuen en groepen, inclusief personen met een Nederlandse achtergrond.

De WRR-verkenning De nieuwe verscheidenheid legt het accent op het samenlevingsvraagstuk, maar dat wil niet zeggen dat we geen oog hebben voor vraagstukken van integratie. Met Jaco Dagevos (SCP) hebben we nog niet zo lang geleden een gemeenschappelijke beleidsnota uitgebracht waarin we dringend aandacht vragen voor een versnelde integratie van asielmigranten.1

2. Waarom een nieuwe diversiteitindex

De WRR heeft in de verkenning Migratie & Classificatie uitvoerig beargumenteerd waarom het onderscheid westers versus niet-westers niet meer informatief is en een koloniale connotatie heeft. Dagevos en Elchardus gaan aan de kritiek op dit problematische onderscheid voorbij.

Verder laten we in deze verkenning zien dat de door ons ontwikkelde index (HHI) op basis van een indeling in achttien groepen tot nieuwe inzichten leidt over de aard van de verscheidenheid in verschillende Nederlandse gemeenten, waaronder tuinbouwgemeenten, grensgemeenten en expatgemeenten. Voor onze indeling naar herkomstlanden hebben we gekozen voor een aggregatie op basis van geografie en taal, aangevuld met religie en soms met het politieke systeem in de herkomstlanden. Dat hebben we gedaan omdat we ervan uitgaan dat deze kenmerken een zelfstandig effect hebben op gedrag, naast de standaard sociaaleconomische achtergrondvariabelen. Deze indeling sluit grotendeels aan bij culturele indelingen (Inglehart, Gupta). Naar onze overtuiging kent deze indeling een stevigere onderbouwing dan een indeling gebaseerd op het onprecieze onderscheid tussen westers en niet-westers. Er zijn zeker vergelijkingen mogelijk met andere indelingen.

De HHI, waarbij het gaat om zowel het aantal aanwezige groepen als de omvang van deze groepen, kan verder worden ontwikkeld, bijvoorbeeld door culturele afstand erin op te nemen, maar daar wordt de index wel subjectiever van. Verder juichen wij nader onderzoek naar de aard en gevolgen van diversiteit in verschillende gemeenten en buurten toe. Wij zijn het geheel eens met Dagevos dat de Haagse Schilderswijk verschilt van het Statenkwartier (zie ook pp. 58-63 en p. 90 van de verkenning). In de Schilderswijk zien we een samengaan van een samenlevingsvraagstuk en een integratievraagstuk. In het Statenkwartier gaat het vooral om een vraagstuk van samenleven.

3. Sociale cohesie: samenleven binnen en buiten de buurt

Dagevos, Elchardus en Tillie wijzen erop dat we vooral naar variabelen van sociale cohesie gericht op de buurt hebben gekeken. Dat klopt deels omdat we gebruikgemaakt hebben van de Nederlandse veiligheidsmonitor. Deze monitor geeft geen inzicht in vormen van burgerparticipatie, zoals vrijwilligerswerk, of in algemeen vertrouwen. Dat zijn zaken die vaak niet gerelateerd zijn aan de buurt.

Maar drie kanttekeningen zijn van belang. (1) We hebben niet alleen zelf onderzoek gedaan, maar ook een uitvoerig overzicht gegeven van het relevante nationale en internationale onderzoek. Al deze bevindingen zijn ook meegenomen in de verkenning, in het bijzonder de bevinding dat etnische heterogeniteit geen gevolgen heeft voor vrijwilligerswerk en algemeen vertrouwen. (2) Onze operationalisering van sociale cohesie is meerdimensionaal. We kijken naar drie aspecten: sociaal kapitaal, verliesgevoelens en sociale veiligheid. Al het onderzoek op dit terrein kent een beperktere invulling. (3) In onze eigen analyse keren meerdere schaalniveaus terug: op het niveau van de buurt bestuderen we buurtcohesie en verliesgevoelens; op het niveau van buurt én gemeente het aspect van sociale veiligheid en op het regionale niveau het vraagstuk van economische groei.

4. Twee complementaire beleidsperspectieven

Dagevos maakt een relevant onderscheid tussen een integratie- en een diversiteitperspectief. In ons WRR-project hanteren we het onderscheid tussen een integratieperspectief en een samenlevingsperspectief. De beleidsopgave die voortvloeit uit het integratieperspectief is vooral het versterken van de zwakke maatschappelijke positie van sommige migranten-(groepen) en voorkomen dat zij worden uitgesloten.

In het samenlevingsperspectief is er de beleidsopgave om te voorkomen dat individuen en groepen zich van elkaar afsluiten of dat er fricties tussen groepen ontstaan (zie de bijdragen van Dagevos en Tillie). De omgang tussen moslims en niet-moslims is hier onderdeel van (zie de bijdrage van Elchardus). Dat geldt ook voor Elchardus’ punt over de noodzaak een narratief te ontwikkelen dat mensen verbindt en een gedeelde toekomst biedt. Dit raakt aan discussies over de kernwaarden van de Nederlandse samenleving, en over de mogelijke betekenis van lokale identiteitsvorming voor het verbinden van groepen.

Met andere woorden: de veranderende aard van internationale migratie, tot uitdrukking komend in de toegenomen diversiteit naar herkomst (structurele verscheidenheid), leidt tot nieuwe beleidsopgaven voor vraagstukken van integratie en samenleven (zie tabel).

In het Nederlandse onderzoek en beleid heeft van oudsher vooral het integratievraagstuk aandacht gekregen. Wij zijn er zeker niet voor dat dit wordt afgeschaft. Wel verdient het aanbeveling om het herhaalonderzoek naar de integratie van specifieke groepen scherper te richten op wat succesvol integratiebeleid is. Een voorbeeld daarvan is de bundel Nieuwe wegen voor vluchtelingen in Nederland.2 Ook het thema van de relatie tussen transnationalisme en integratie, waar Elchardus voor pleit, verdient nadere aandacht.

Maar daarnaast dient meer aandacht te komen voor samenlevingsvraagstukken als gevolg van het steeds diverser worden van bevolking naar herkomst. Met alle nuanceringen die we maken is het zorgwekkend dat de toenemende diversiteit op het niveau van de buurt samengaat met minder positieve thuisgevoelens, meer onveiligheidsgevoelens en als zwakker ervaren buurtcohesie.

5. Regie over migratie

Dagevos wijst erop dat in de verkenning geen relatie is gelegd met het migratiebeleid. Nu is het niet zo makkelijk om aan al zijn wensen te voldoen, maar in dit geval hebben we hem op zijn wenken bediend met de recente WRR-bundel Regie over migratie.3 In deze bundel wordt dit thema uitgewerkt en worden voorstellen gedaan voor een duurzaam migratiebeleid in samenhang met vraagstukken van integratie. Zo stelt Lucassen voor om vormen van circulaire arbeidsmigratie binnen Europa mogelijk te maken. Een onderdeel van zijn voorstel is dat arbeidsmigranten door het betalen van premies zich geleidelijk en getrapt kunnen ‘inkopen’ in de verzorgingsstaat. Scheffer benadrukt de betekenis van politieke wilsvorming over diverse vormen van migratie, waaronder arbeids- en asielmigratie. Humane en verdraagzame gemeenschappen bestaan bij de gratie van grenzen, en over die grenzen dient een open publiek debat te worden gevoerd.

Het idee van ‘regie over migratie’ zal door ons nader worden doordacht. Met Elchardus zijn wij van mening dat het van fundamenteel belang is om collectief greep te krijgen op patronen van internationale migratie en daarmee samenhangende vragen van integratie en samenleven.

  • 1Engbersen, G., J. Dagevos et al. (2016), Geen tijd verliezen. Van opvang naar integratie van asielmigranten, Den Haag: WRR-Policy Brief 4.
  • 2Dagevos, J., A. Odé, P. Beckers & K. de Vries (2018), Nieuwe wegen voor vluchtelingen in Nederland. Over opvang, integratie en beleid, Amsterdam: Amsterdam University Press.
  • 3WRR (2018), Regie over migratie. Met bijdragen van Leo Lucassen, Paul Scheffer en Ernst Hirsch Ballin. Den Haag: WRR.

Dossiers

Voor een thematisch overzicht van al onze artikelen en publicaties, zie onze dossiers

Steun de Wiardi Beckman Stichting

Veel van onze onderzoeksprojecten en publieke bijeenkomsten zijn mogelijk gemaakt door giften van donateurs. Ook S&D zouden wij niet kunnen maken zonder donaties.