Hoe ziet een rechtvaardig klimaatbeleid eruit? Om die vraag te beantwoorden moet je eerst bepalen wat een onrechtvaardig klimaatbeleid is en dan de onderliggende machtsstructuren ontcijferen, schrijft Casper Gelderblom in het essay waarmee hij de Banningprijs 2024 won.

Casper Gelderblom
Casper Gelderblom (PvdA/PvdD/GroenLinks) is sinds 2022 wethouder van de gemeente Heerlen

Bepaling is ontkenning, schreef een van de grootste wijsgeren die ons land voortbracht ooit.[1] Bij het bepalen van wat als klimaatrechtvaardigheid mag gelden, kan dit adagium als nuttig startpunt dienen. Het vormgeven van rechtvaardig klimaatbeleid, met andere woorden, kan voortvloeien uit scherp zicht op de radicale onrechtvaardigheid van de status quo.

De contouren van die onrechtvaardigheid zijn voor velen gevoeglijk (en gekmakend) bekend. Ze halen wekelijks het nieuws. Als gevolg van klimaatverandering, rapporteert Oxfam, lijden 24 miljoen mensen honger in de Hoorn van Afrika – een deel van de wereld verantwoordelijk voor slechts 0,1% van de mondiale CO2-uitstoot.[2] De rijkste 1% van de wereldbevolking, berekent The Guardian, stoot meer CO2 uit dan de armste 66% van de mensheid.[3] Terwijl arme landen[4] en buurten[5], zo meldt The New York Times, juist harder geraakt worden door de veiligheids- en gezondheidsrisico’s van hogere temperaturen.

De dramatische achteruitgang van biodiversiteit, tot slot, wordt voor een belangrijk deel veroorzaakt door de ecologische voetafdruk van de grootste vermogens, en raakt de voedselzekerheid van arme landen het hardst.[6] De drie landen waar de klimatologische polycrisis de grootste risico’s vormt? Burundi, Somalië, en Mozambique. De drie landen met de minste gevolgen? Luxemburg, Zwitserland, en Ierland.[7]

Onze realiteit is er dus een van pertinente klimaatonrechtvaardigheid. Het centrale kenmerk van deze onrechtvaardige realiteit: ongelijkheid van duizelingwekkende proporties. Zwakste schouders die de zwaarste lasten dragen, en een totaal onevenredige verdeling van verantwoordelijkheid en impact.

Onderliggende machtsstructuren

Hoewel bovenstaande cijfers klimaatonrechtvaardigheid van een duidelijk silhouet voorzien, hebben ze ook twee belangrijke nadelen. Ten eerste tillen ze het vraagstuk op naar een overweldigend abstractieniveau dat weliswaar brede verontwaardiging oproept, maar het tegelijkertijd ook buiten de actieradius van de meeste mensen lijkt te plaatsen. Waar te beginnen, immers, bij zulke overweldigende cijfers? De rijkste 1% van de wereldbevolking logeert niet op één adres – en al deed ze het wel, wie zou dan met welke boodschap aankloppen om uiteindelijk iets aan die vermaledijde ongelijkheid te doen?

Dit raakt aan het tweede probleem met de aangehaalde cijfers, namelijk dat het constateren van ongelijkheid als kernkenmerk van klimaatonrechtvaardigheid nog geen analyse biedt waar een handelingsperspectief aan gekoppeld kan worden. In hun uitstekende boek Het begin van alles beargumenteren de activist-antropoloog David Graeber en archeoloog David Wengrow dat een focus op ongelijkheidscijfers als zodanig zelfs kan afleiden van de onderliggende onrechtvaardige structuren. Structuren die het mogelijk maken om particuliere rijkdom om te zetten in politieke macht, bijvoorbeeld, waarmee doortastende klimaatactie tegengehouden kan worden en collectief lijden op grote schaal in stand kan worden gehouden.

Dat soort structuren kunnen ook gedijen bij een iets gelijkere verdeling van de impact van klimaatverandering. Om klimaatonrechtvaardigheid werkelijk bij de wortel aan te pakken, zou louter de bestrijding van groteske ongelijkheidcijfers dus onvoldoende zijn. In plaats daarvan moeten we inzoomen op de machtsstructuren waar ongelijkheid uit voortkomt.

Twee nieuwsberichten uit de lente van 2022 helpen daarbij. Het eerste bericht stamt uit maart 2022. Toen berichtte TNO dat de energiearmoede in Nederland snel toenam, vooral door de energieprijzen die sinds de Oekraïne-oorlog de pan uit rezen.[8] Uit de cijfers bleek dat Heerlen, hoofdstad van de Mijnstreek, dat begin twintigste eeuw met haar steenkolenmijnen nog een energietransitie aanvoerde, nationaal koploper energiearmoede was.[9] Het aantal huishoudens dat geconfronteerd werd met de onmogelijke keuze tussen koken of stoken, lag hier in 2022 ruim 80% (en in 2023 zelfs meer dan 100%) hoger dan het landelijk gemiddelde. Zo’n drie weken later volgde het tweede, ogenschijnlijk slechts zijdelings gerelateerde bericht. Quote rapporteerde toen dat ONE-Dyas, een bedrijf dat zichzelf trots presenteert als ‘het grootste private upstream olie- en gasbedrijf van Nederland’, dankzij de torenhoge energieprijzen een recordwinst van € 295 mln had geboekt.[10]

Publieke armoede – private winst

De link tussen deze twee berichten gaat verder dan enkel het pijnlijke contrast tussen publieke armoede en private winst voortkomend uit één en dezelfde maatschappelijke ontwikkeling, namelijk de energiecrisis. ONE-Dyas is een samensmelting van de opvolgers van twee oude steenkoolondernemingen, Steenkolen Handels Vereeniging (Dyas) en Oranje Nassau Energie (ONE), die in 2019 fuseerden. Oranje Nassau Energie was een directe voortzetting van de particuliere Oranje Nassau Mijnen, die tussen 1899 en 1974 ruim 118 miljoen ton steenkool uit de grond haalden in en rondom Heerlen en daarbij stevige winsten boekten.[11]

In piekjaar 1958 had het bedrijf een kleine 10.000 werknemers in de regio, waarvan de meerderheid ondergronds werkte. Ook was Oranje Nassau eigenaar en verhuurder van meer dan 4000 eenvoudige arbeiderswoningen in de mijnstreek, waarmee het personeel aan zich bond en waarvan er velen nog steeds (verouderd) staan.[12] De Oranje Nassau Mijn 1 was de eerste kolenmijn van Heerlen, en sloot aan het eind van de mijnperiode driekwart eeuw later ook als laatste in de regio haar deuren.

Achter de ongelijkheid die de berichten over Heerlen en ONE-Dyas ten tijde van de energiecrisis illustreren, gaat dus een gedeelde geschiedenis schuil. Die geschiedenis legt de diepere machtsstructuur achter de ongelijkheid tussen energiearmoede en miljoenenwinst bloot. Die structuren blijken duidelijk uit de beginperiode van het bedrijf, dat opgezet werd door in Delft opgeleide koloniale ingenieurs die ervaring opdeden in Nederlands-Indië en Zuid-Afrika, en met hun goede connecties in Den Haag in 1893 een monopolie-concessie binnenhaalden om de natuur en samenleving van Heerlen en omstreken ingrijpend te veranderen ten bate van de steenkoolwinning.[13] Zo stonden ze aan de wieg van voormalig PvdA-senator Nic. Tummers treffend de ‘carboonkolonisatie’ van Zuid-Limburg genoemd heeft.[14]

Maar de machtsstructuur werd vooral pijnlijk duidelijk aan het eind van de mijnperiode. Toen de mijnen na de ontdekking van het Groningse gasveld in de jaren zestig en zeventig moesten sluiten, ontvingen de eigenaren van de Oranje Nassau Mijnen van het Rijk namelijk zo’n 500 miljoen gulden (een slordige € 1,3 mrd naar huidige maatstaven) om te investeren in vervangende werkgelegenheid voor mijnwerkers en andere werknemers. De schatting is dat van dit bedrag slechts een kwart in Limburg is geïnvesteerd.[15]

Hoewel minister van Economische Zaken Joop den Uyl in 1965 had bezworen dat geen enkele mijn zou sluiten zonder perspectief op ander werk, lieten zijn opvolgers dit uitgangspunt los en versnelden het sluitingstempo.[16] Van de 75.000 te vervangen mijngerelateerde arbeidsplaatsen, waren er in 1989 nog maar 18.000 duurzaam gerealiseerd. De Oranje Nassau-eigenaren kregen echter al in 1975 een finale kwijting van hun Limburgse verplichtingen, en zetten vervolgens in op (vooral) fossiele offshore-activiteiten.  

Als we deze gang van zaken schematisch analyseren, wordt de kern van klimaatonrechtvaardigheid duidelijk. De mijnsluitingen waren an sich goed voor het klimaat, maar de manier waarop ze door de overheid werden ingericht ontzag de factor kapitaal volledig, ten koste van de factor arbeid. De gevolgen waren ontzagwekkend. De ooit bloeiende mijnstreek onderging een diepe armoedeval, waardoor Heerlen nog steeds vaak bovenaan nationale armoedestatistieken en criminaliteitscijfers te vinden is. Oranje Nassau Energie, daarentegen, werd een florerend bedrijf dat zich binnen enkele jaren terugtrok uit de Mijnstreek en elders verder ging met fossiele investeringen – en dat overigens nog steeds geleid wordt door Delftse ingenieurs met ruime ervaring in Afrika en Azië.

Onrechtvaardig is dus niet alleen de teloorgang van het klimaat of de ongelijke verdeling van klimaatschade, maar óók de onderliggende machtsverhoudingen die voorgaande aspecten mogelijk maken. Nu duidelijk is hoe klimaatonrechtvaardigheid eruitziet, kunnen we ons richten op klimaatrechtvaardigheid zelf.

Klimaatrechtvaardigheid

Het levendige, productieve internationale links-progressieve debat van de afgelopen jaren helpt de contouren te schetsen. Lange tijd lag (centrum)links namelijk aan de leiband van de thatcheriaanse doctrine van T.I.N.A – There Is No Alternative. Neoliberaal kapitalisme zou het enige recept zijn voor een stabiele samenleving. Maar de enorme sociale en ecologische ontwrichting van de afgelopen decennia heeft het tegenovergestelde aangetoond. Inmiddels zijn linkse krachten dan ook bij meerderheid bekeerd van T.I.N.A naar T.A.T.I.A.N.A - That Astonishingly, There is An Alternative.

Bevrijd van T.I.N.A en bekeerd tot T.A.T.I.A.N.A durven we weer te dromen, en wel van een klimaatrechtvaardige wereld die een brug slaat tussen ecologische duurzaamheid en sociale rechtvaardigheid. Dat vereist een economisch systeem waarin iedereen recht heeft op sociale voorspoed en niemand het recht heeft om het planetaire ecosysteem te misbruiken voor eigen gewin – grofweg zoals de bekende econome Kate Raworth dat heeft omschreven.[17]

Bij het realiseren van een dergelijk klimaatrechtvaardig systeem hoort beleid dat in hoge mate solidariteit organiseert. De meest vervuilende landen en groepen moeten hun voetafdruk radicaal verkleinen, en verplicht investeren in de versnelde transitie naar een duurzame en circulaire economie van niet alleen hun eigen activiteiten, maar juist ook van de activiteiten van economisch achtergestelde partners.

Deze fundamentele systeemverandering is niet te verzoenen met het kapitalisme, dat, zoals linkse aartsvader Karl Marx al schreef, uit winstbejag consistent ‘de bronnen van alle rijkdom ondergraaft: de aarde en de arbeider’. Klimaatrechtvaardigheid is dan ook per definitie een postkapitalistische doelstelling, wat inhoudt dat ze enkel te bereiken is door de markt in te bedden in democratische politiek. Niet een klein clubje multinationals en hun aandeelhouders, maar de samenleving moet bepalen aan welke doelen de markt ondergeschikt moet zijn. Anders gesteld: planeet en mensen moeten institutioneel boven winst worden geplaatst. Alleen door machtsstructuren zo ingrijpend te herstructureren, is daadwerkelijke klimaatrechtvaardigheid mogelijk.

Democratisch eco-socialisme

Deze visie wordt steeds breder omarmd, en is afgelopen jaar door verschillende denkers samenhangend gepresenteerd in de roodgroene bundel Er is wél een alternatief.[18] Hoewel partij-ideologen Noortje Thijssen en Tim ’S Jongers recent nog aarzelden ons alternatief voor neoliberale klimaatonrechtvaardigheid een naam te geven, is de tijd rijp om iedere dubbelzinnigheid weg te nemen.[19] Een klimaatrechtvaardige toekomst vraagt om democratisch eco-socialisme.

De vraag resteert hoe op eco-socialistische leest geschoeide klimaatrechtvaardigheid er in de praktijk uitziet. Hier wordt op tal van plekken mee geëxperimenteerd. Ook in Heerlen, waar twee generaties na de mijnsluitingen de roodgroene koppeling tussen ‘de uitdaging van de milieuproblematiek’ en ‘de ongelijkheid van inkomens’ die Den Uyl al in het programma Keerpunt ’72 opnam, memoreerde, zo veel mogelijk tot beleid wordt verheven.[20]

In de winter van 2022 richtte de stad samen met zes buurtgemeenten en een brede coalitie van woningcorporaties, huurderskoepels, welzijnsorganisaties, onderwijsinstellingen en liefdadigheidsorganisaties een regionaal ‘Verbond voor Energierechtvaardigheid’ op. De drie verklaarde doelen van het Verbond rijgen sociale en ecologische aspecten van klimaatrechtvaardigheid organisch aan elkaar: 1) een betaalbare energierekening, 2) een leefbare woonkamertemperatuur en 3) een houdbare ecologische voetafdruk.

In tegenstelling tot de landelijke Warmtefonds-leningen en ISDE-subsidies, die uitgaan van een calculerende burger als aanvrager en (daardoor) in 2022 slechts 10 en 16% van hun toekenningen uitkeerden aan submodale huishoudens, gaat het Verbond voor Energierechtvaardigheid uit van vertrouwen. De ondersteuning die de Verbondpartners bieden komt, met vertrouwen als basis, wél bij de lage (midden)inkomens terecht.

Het Verbond wierf in korte tijd ongeveer 100 mensen voor de groene baan van energiefixer. In een jaar tijd voorzagen deze fixers in Heerlen alleen al ruim 10.000 keer huishoudens in de doelgroep van energieadvies en gratis besparende maatregelen. In een de facto beweging naar groene herverdelingspolitiek legde de stad landelijke subsidiepotten bij elkaar om zo veel mogelijk Heerlenaren een zo ruim mogelijk verduurzamingsaanbod te kunnen doen. Zo ontvingen alle huishoudens tot 175% van de bijstandsnorm een noodisolatiebudget van maximaal € 250. Als opstap naar structurele verduurzaming werden bij buurtacties gratis 4000 lampen vervangen.

Dezelfde huishoudens konden bovendien een beroep doen op de witgoedregeling; een maatregel die energieslurpende koelkasten en wasmachines van huishoudens met een smalle beurs gratis vervangt en recyclet. Op een doelgroep van zo’n 10.000 huishoudens in energiearmoede in Heerlen, maken via dit beleid inmiddels bijna 7000 mensen gebruik van een nieuw energiezuinig apparaat. Per huishouden honderden euro’s minder naar de energierekening, en duizenden kilowatturen minder energieverbruik als milieuwinst.

Tegen de stroom in werden ook stappen gezet om de woning- en energiemarkt weer maatschappelijk in te bedden. Om huisjesmelkers voor te zijn, besloten woningcorporaties en de gemeente samen een groot aantal verouderde woningen in een kwetsbare buurt aan te kopen en grondig te verduurzamen. En samen met buurtgemeenten werd gekozen voor de oprichting van een regionaal, sociaal, duurzaam publiek-coöperatief energiebedrijf.

Met de landelijke overheid werd tot slot eindelijk een bestuursakkoord gesloten over vergoeding van mijnschade, waar zo’n 10.000 woningen in de regio mee te maken hebben. De kosten worden, waar mogelijk, verhaald op alle rechtsopvolgers van de voormalige mijnbouwbedrijven.

Er is, kortom, een alternatief voor klimaatonrechtvaardigheid. Het heet democratisch eco-socialisme en het wordt al in de praktijk gebracht. Het moment is gekomen om, met grote opluchting, te verklaren dat de jaren van zelfkastijding over afgeschudde veren nu echt voorbij zijn. Onze rode veren zijn terug gegroeid, te midden van een rood-groene verenpracht. Grote uitdagingen én grote maatschappelijke energie geven thermiek onder onze vleugels – tijd om ze uit te slaan, op weg richting klimaatrechtvaardigheid.

Noten

[1] ‘Omdat nu vorm niets anders dan bepaling, en bepaling ontkenning is, kan hij – zoals gezegd – niets anders dan ontkenning zijn.’ Bron: Brief van Spinoza aan Jarig Jelles d.d. 2 juni 1674. In: Fokke Akkerman (1977). Spinoza, Briefwisseling.
[2] Oxfam Novib (2023). Een eerlijke strijd tegen klimaatverandering.
[3] Nicola Slawson (2023). Richest 1% account for more carbon emissions than poorest 66%. The Guardian.
[4] Yaryna Serkez (2021). Every Country Has Its Own Climate Risks. What’s Yours? The New York Times.
[5] Anne Barnard et al. (2022). It’s Going to Be a Hot Summer. It Will Be Hotter if You’re Not Rich. The New York Times.
[6] OECD (2019). Global biodiversity loss and the international context. In: Biodiversity: Finance and the Economic and Business Case for Action.
[7] IIED (2022). Poorest countries at greatest risk of losses and damage from climate change.
[8] Frederiek Weeda (2022). Energie-armoede treft 630.000 huishoudens. NRC, 11 maart 2022.
[9] Chantalle Donné (2023). Heerlen voert lijst van energiearmoede aan. 1Limburg, 28 januari 2023.
[10] Tom Wouda (2022). Hoge prijzen zorgen voor gigawinst olie- en gasbedrijf Marcel van Poecke en SHV. Quote, 4 april 2022.
[11] Jan Peet en William Rutten (2009). Oranje-Nassau Mijnen. Waanders.
[12] Sjef Maas. Mijnwerkerswoningen. Demijnen.nl.
[13] "Sarolea, Henri (spoorwegbouwer). Rijckheyt centrum voor regionale geschiedenis.
[14] Nic. Tummers (1974). Carboonkolonisatie. Wonen TA/BK, november 1974.
[15] Marije Wilmink (2018). Oneerlijk omschakelen: de Limburgse mijnsluitingen. Down to Earth.
[16] Vrienden van de Historie van de Vakbeweging. Het gezicht van de vakbeweging in Zuid-Limburg.
[17] Kate Raworth (2017). Donuteconomie. Nieuw Amsterdam.
[18] Hans Rodenburg, Koen Bruning, en Noortje Thijssen (2023). Er is wél een alternatief. Ambo|Anthos.
[19] Guus Valk (2023). Partijdenkers GroenLinks en PvdA reageren op PVV-winst: ‘Links moet feller de strijd aangaan en minder zichzelf kastijden’. NRC, 10 december 2023.
[20] Merijn Oudenampsen (2023). Den Uyl had een plan voor socialisme na de groei. Jacobin Nederland, 19 januari 2023.

Dossiers

Voor een thematisch overzicht van al onze artikelen en publicaties, zie onze dossiers

Steun de Wiardi Beckman Stichting

Veel van onze onderzoeksprojecten en publieke bijeenkomsten zijn mogelijk gemaakt door giften van donateurs. Ook S&D zouden wij niet kunnen maken zonder donaties.