De verkiezingen waren voor grote groepen stemmers een referendum over migratie. De PVV heeft volgens een derde van de kiezers de beste oplossing op migratie, dus dat deze partij dan de grootste wordt hoeft niet te verbazen. Wat wel verbazing behoeft is dat ook een thema als ‘wonen’ in het teken van migratie kwam te staan. Linkse partijen moeten ervoor waken dat niet nog meer sociaaleconomische discussies in de culturele hoek getrokken worden.

De verkiezingsuitslag van 22 november 2023 was een mokerslag voor links. Het feit dat de radicaal-rechts populistische PVV de grootste partij van Nederland is geworden, was voor velen een schok. Maar tegelijkertijd was er een tweede beweging. Links als geheel werd kleiner: van 68 zetels in 2021 naar 50 zetels nu. Waarom is links zo klein geworden? Wat verklaart het verlies van links? En hoe kan links terrein terugwinnen?

Tot links reken ik hier GroenLinks|PvdA, de Partij voor de Dieren, BIJ1, de SP, Volt, DENK, D66 en de ChristenUnie. Of die laatste twee links zijn is altijd controversieel. Maar waar het gaat om klimaat, vluchtelingen en herverdeling staan deze partijen allemaal aan de linkerkant. Bovendien was zowel in 2021 als 2023 de uitwisseling tussen D66 en GL|PvdA heel sterk: de grootste groep mensen die op GL|PvdA gestemd hebben in 2023 stemden in 2021 D66, pas daarna volgen mensen die toen GroenLinks of PvdA stemden. En laat ik het zo zeggen: als ik deze partijen niet onder links reken, is de uitslag voor links nog dramatischer (37 zetels).

We moeten terug naar 1925 voor een uitslag waarin linkse partijen[1] in Nederland onder een derde van zetels zakken. Zelfs na de Fortuyn-revolte in 2002 was links iets groter (53 zetels). Waarom deed links het zó historisch slecht?

Opleidingsniveau als centrale scheidslijn

Om de uitslag te begrijpen kijk ik naar recent kiezersonderzoek en in het bijzonder het Leids Kiezersonderzoek dat ik samen met een aantal collega’s van de Universiteit Leiden uitgezet heb bij het bureau I&O.[2] Dit onderzoek betreft op dit moment slechts een meting voorafgaand aan de verkiezingen. De vragenlijst na de verkiezingen wordt tijdens het schrijven van dit stuk ingevuld door onze respondenten.

We moeten dus oppassen de stemvoorkeur die we twee weken voor de verkiezingen gemeten hebben door te vertalen naar stemgedrag. Tegelijkertijd bleef links opvallend stabiel tussen de peilingen en de einduitslag. Ook moeten we gezien de steekproefgrootte oppassen om over heel specifieke groepen al te stellige uitspraken te doen.

tabel 1

Als we kijken naar demografische kenmerken, valt één variabel op: stemkeuze hangt sterk samen met diploma. Van de mensen die geen vervolgopleiding hebben gedaan, stemt 22% op een linkse partij. Onder deze groep scoort de PVV sterk. Onder mensen die een mbo-diploma hebben of een havo/vwo-diploma stemt 29% op een linkse partij. Onder mensen met een hbo of wo-diploma scoren linkse partijen een meerderheid.

Ook de stemmen voor de combinatielijst GroenLinks|Partij van de Arbeid volgen dit patroon: 9% van de mensen zonder vervolgopleiding stemmen hierop, 13% van de mensen met mbo of havo/vwo-diploma. Onder mensen met een hbo- of wo-diploma scoort GroenLinks|PvdA 27%. D66, Volt en de Partij voor de Dieren hebben allemaal een vergelijkbaar profiel als GroenLinks|PvdA. Alleen de SP doet het beter onder mensen zonder een vervolgdiploma dan onder de kiezers met een hbo/wo-diploma.

tabel 2

Links heeft onder alle opleidingsniveaus kiezers verloren maar het grootste verlies is onder mensen zonder vervolgopleiding. Dat kunnen we zien in tabel 2 waarin we aangeven in welke mate mensen met verschillende diploma’s op linkse partijen hebben gestemd. In 2006 was de verdeling nog vrij gelijkmatig. Daarna is er een steeds groter verschil hoe mensen met een hbo/wo-diploma stemmen en mensen zonder zo’n diploma: in 2010 is dit verschil 8 procentpunt, in 2017 was dit 17 procentpunt en in 2023 dus 31 procentpunt.

De laatste verkiezingen is een sterkte uitvergroting van die trend. Mensen met een hbo- of wo-diploma zijn een minderheid in Nederland. Als links op deze groep drijft dan is ze veroordeeld om een kleine minderheid te blijven.[3]

Het is gevaarlijk om opleidingsniveau en inkomen gelijk te stellen. Immers: niet iedereen met een hbo- of wo-opleiding krijgt een hoog inkomen. Je kan na je studie chronisch ziek worden en in de Wajong komen. In Nederland kunnen bovendien mbo’ers met een technisch beroep als systeembeheerder, loodgieter of installatietechnicus behoorlijk verdienen. Tegelijkertijd is het ontegenzeggelijk zo dat links alleen nog echt sterk is onder mensen met veel cultureel kapitaal en dat links de aansluiting met mensen zonder hbo- of wo- diploma verloren heeft.

Kiezers in een tweedimensionale ruimte

De uitslag van links is met name lastig te begrijpen als je je realiseert dat Nederlandse kiezers met een ruime meerderheid gelijkere inkomens willen. Gevraagd of mensen een grotere inkomensgelijkheid willen of juist een grotere ongelijkheid zegt minder dan 10% van de mensen die we hebben ondervraagd ‘ongelijker’; tweederde zegt ‘gelijker’ en een kwart is neutraal.

Deze verdeling is al jaren vrij stabiel. Mark Rutte zei ooit dat Nederland in de kern diep socialistisch is. De Nederlander is in elk geval in ruime meerderheid voorstander van herverdeling.

Naast de economische tegenstelling is er echter een tweede tegenstelling belangrijk om het politieke landschap te begrijpen. Dat is de tegenstelling tussen cultureel progressieven die hechten aan culturele diversiteit en die openstaan voor vluchtelingen aan de ene kant en cultureel conservatieven aan de andere kant die willen dat minderheden zich aanpassen aan de Nederlandse cultuur en die de grenzen willen sluiten voor migranten.

In dit opzicht is Nederland aanzienlijk conservatiever. De meerderheid van onze respondenten wil dat migranten zich aanpassen. Een kwart hecht aan ruimte voor culturele diversiteit, en een op de vijf is neutraal. Dit patroon zien we in eerder kiezersonderzoek op tal van culturele thema’s: de integratie van minderheden, immigratie, en veiligheid.

Dit zien we al jaren: als het thema identiteit geraakt wordt, is Nederland eerder conservatief dan progressief. Deze ideologische tegenstelling hangt samen met hoogst behaalde diploma: mensen met een hbo of wo-diploma zijn cultureel veel progressiever dan mensen zonder een hbo of wo-diploma.

Als we deze twee tegenstellingen combineren, ontstaat er een tweedimensionale ruimte (zie de bovenste drie regels van tabel 3). De grootste groep kiezers is economisch links en cultureel conservatief. In deze benadering is dat een derde van de kiezers. De groep die daarna het grootst is, is links en progressief (met een zesde van de kiezers). Daarop volgen economisch in het midden en cultureel conservatief en cultureel in het midden en economisch links (met zelfde cijfers). In de rest van de cellen zitten weinig kiezers.

tabel 3

Linkse partij in een politieke ruimte

Hoe zijn de kiezers die in 2023 op linkse partijen stemden, verdeeld in de politieke ruimte? Dat zien we in de vierde tot zesde regel van tabel 3. Linkse partijen als geheel scoren goed onder economisch linkse kiezers die niet cultureel conservatief zijn. Linkse partijen halen daar volgens onze cijfers 70-75% van de stemmen. Onder links-conservatieve kiezers haalt links 31% van de stemmen. Onder niet-cultureel conservatieve kiezers in het economische midden, haalt links ongeveer eenzelfde aandeel. Daarbuiten scoort links minder dan een vijfde van de stemmen.

GroenLinks|PvdA is sterker geconcentreerd dan links als geheel, zoals te zien in is in de zevende tot negende regel. De combinatielijst doet het goed onder kiezers die economisch links zijn en die in cultureel opzicht zichzelf aan de progressieve kant of in het midden plaatsen. De kiezers van de ChristenUnie en SP maar ook van D66 én Volt zijn cultureel conservatiever dan de GL|PvdA-kiezer. D66-, Volt- en CU-kiezers zijn bovendien economisch rechtser. Kortom GroenLinks|PvdA is met name sterk in de links-progressieve hoek.

Het verlies van links

Als geheel is links bij deze verkiezingen 18 zetels verloren: dat is een kwart van het links electoraat uit 2021. Waar staan kiezers die in 2023 wel op een linkse partij stemden maar nu niet meer in deze tweedimensionale ruimte? Dit staat in de onderste drie regels van tabel 3. Van de links-conservatieve kiezers stemde 15% in 2021 nog op een linkse partij maar in 2023 niet meer.

We zien dat dit aandeel afneemt als we naar de progressieve kant toe gaan (omdat links die kiezers meer heeft vastgehouden) én als we naar economisch rechts gaan (omdat links daar minder kiezers heeft). De helft van de kiezers die links verlaten heeft tussen 2021 en 2023, is economisch links en cultureel conservatief.

Bij welke partijen zijn deze kiezers uitgekomen? In deze data, twee weken voor de verkiezingen, is 60% van de ex-linkse kiezers bij Nieuw Sociaal Contract uitgekomen. Deze partij oefende een aantrekkingskracht uit op kiezers die eerder SP, ChristenUnie of PvdA stemden. Of dit ook aan het einde van de campagne nog zo was, volgt niet uit deze data. Ook de exitpoll van IPSOS toonde deze uitwisseling.

Een veel kleiner deel gaf aan populistisch of mainstream rechts te stemmen. Ex-D66’ers gaven vaak aan naar mainstream rechts te gaan en SP’ers naar populistisch rechts.

Links-conservatieven

Cultureel conservatieve maar economisch linkse kiezers zijn een belangrijke groep. Zij zijn de grootste groep kiezers en de groep waar links het meest verloren heeft. Zij kwamen in deze peiling vaker uit bij NSC, radicaal rechts of mainstream rechts dan bij GroenLinks|PvdA. Hoe kan links deze groep terugwinnen?

We weten dat rechtse partijen voor deze kiezers aantrekkelijk zijn. Dat volgt niet alleen uit deze peiling maar dat is structureel zo, over heel Europa. Onderzoek naar het stemgedrag van de links-conservatieve kiezer van Lefkofridi en collega’s laat zien dat links-conservatieve kiezers bij verkiezingen een dilemma hebben: stemmen ze op een sociaal-democratische partij die economisch dicht bij hen staat maar op culturele thema’s verder van hen af staat? Of op een radicaal of centrumrechtse partij die op culturele thema’s dichter bij hen staat maar op economische thema’s verder van hen af staat?[4]

Lefkofridi en collega’s tonen dat kiezers de prioriteit die ze hechten aan verschillende thema’s gebruiken om uit dit dilemma te komen: als deze links-conservatieve kiezers migratie het belangrijkste thema vinden, dan stemmen ze op conservatieve partijen. Als deze links-conservatieve kiezers economische onderwerpen het belangrijkst vinden, dan stemmen ze op linkse partijen.

Migratie als centraal thema

Hiermee is het evident dat het feit dat de VVD migratie een centraal thema van de verkiezingen maakte cruciaal is geweest voor het verlies van links. De VVD heeft het kabinet erop laten vallen en ‘grip op migratie’ hét thema van de verkiezingen gemaakt. De PVV en NSC deden hier graag aan mee. Op migratie staat de meerderheid van de kiezers, en met name de links-conservatieve kiezer, dichterbij hen dan bij linkse partijen. Op economische onderwerpen is dat andersom.

Bovendien laat onderzoek van I&O zien dat linkse partijen nog steeds relatief vaak door kiezers gekoppeld worden aan economische thema’s: relatief veel kiezers denken dat GL|PvdA en de SP de beste oplossingen hebben op het onderwerp armoede.[5]

Als kiezers de verkiezingen hadden gezien als een referendum over economische onderwerpen hadden linkse partijen het aanzienlijk beter gedaan dan nu. Maar veel kiezers zagen deze verkiezingen als een referendum over migratie. Het mag dan ook niet verbazen dat kiezers dan op de PVV gestemd hebben. Immers deze partij heeft, zo laten Kanne en Van de Koppel zien, volgens een derde van de kiezers de beste oplossingen op migratie.[6]

Geen dilemma

Het model van Lefkofridi dat we hier gebruiken, gaat ervan uit dat er geen partijen zijn die de links-conservatieve kiezer ideaal bedienen. Dat wil zeggen dat er geen partijen zijn die gezien worden als zowel economisch links als cultureel conservatief. Precies kiezersonderzoek zal dit moeten uitwijzen maar zowel NSC als de PVV kan potentieel als links-conservatief gezien worden door de kiezers.

Vanuit bepaalde perspectieven zijn NSC en PVV niet links omdat ze geen herverdeling van rijk naar arm willen. Ze willen enkel de bestaanszekerheid van de onderkant vergroten, zonder de lasten hierbij bij grote bedrijven of mensen met hoge vermogens of inkomens neer te leggen. Maar als je links enkel opvat als ‘neemt het op voor de mensen met een kleine beurs’ dan belooft de PVV veel (hoger minimumloon, lagere btw, lagere sociale huren en geen eigen risico meer) en heet Pieter Omtzigt een volkstribuun te zijn die het opneemt voor de kleine man of vrouw die verdrukt wordt door het systeem.

Bovendien: de koppeling tussen links en de sociaaleconomische agenda is niet statisch. Wat de data van Kanne en Van de Koppel ook laat zien is dat op armoede ook NSC relatief vaak genoemd wordt als de partij met de beste oplossingen. Er is hier dus een kaper op de kust. Op andere economische onderwerpen, zoals wonen of zorg is er geen enkele partij die als eigenaar gezien wordt.

Als NSC en de PVV door grote groepen kiezers als economisch links gezien worden, is dat een structureel probleem voor links. Dan hebben conservatief-linkse kiezers geen dilemma meer: ze kunnen stemmen op een partij die zowel economisch als cultureel aansluit bij hun agenda. Het is daarmee heel belangrijk dat linkse partijen het issue-eigenaarschap op linkse thema’s beschermen en verder verstevigen.

It’s the economy, stupid

En daarmee komen we op de belangrijkste les voor links. Het zijn de klassieke woorden die campagneleider James Carville tijdens de presidentiële campagne van Bill Clinton in 1992 ophing: It’s the economy, stupid.[7] Het is voor linkse partijen gunstig als de verkiezingen over economische onderwerpen gaan.

Links moet de komende jaren de discussie domineren met economische onderwerpen. Als het speelveld cultureel is, is links kansloos: de meerderheid van de Nederlandse kiezers staat daarbij ver af van GroenLinks|PvdA. Als het speelveld economisch is, dan maakt links een kans.

Tegelijkertijd: dit kan geen abstract verhaal zijn over solidariteit of een paginagrote advertentie van de mooie cijfers uit de doorrekening. Willen links partijen links-conservatieve kiezers winnen dan moeten ze duidelijk maken dat met linkse plannen mensen er concreet beter van worden. Dat zal verteld moeten worden op een manier die mensen zonder hbo of wo-diploma vertrouwen. Dat moet op een manier die mensen op de werkvloer en de keukentafel begrijpen. Dat is zonder abstracties of statistieken. Ik zou de inspiratie voor die taal en woordvoerders die dat kunnen vertegenwoordigen zoeken bij de vakbeweging.

Wonen

Ten slotte, een van de andere thema’s die kiezers, zeker links-conservatieve kiezers, belangrijk vinden is wonen. En op dat terrein gebeurde iets opvallends. De debatten over wonen werden allemaal vernauwd tot migratie. De vraag is: waar moeten al de mensen die naar Nederland komen, wonen? Het streefgetal van 50.000 migranten per jaar dat Pieter Omtzigt lanceerde, was gebaseerd op wat de Nederlandse woningmarkt aankan. Het thema wonen wordt ook aan de asieldiscussie gekoppeld: het gaat al heel snel over de prioriteit die statushouders hebben op de woningmarkt.

De discussie gaat daarmee niet over hoe jaren van neoliberaal beleid de sociale woningbouw hebben uitgehold, over maatregelen om de huren betaalbaar te maken of over hoe de al jarenlange impasse op stikstof, de nieuwbouw vertraagt.

De woondiscussie wordt hiermee het culturele vlak in getrokken. Wonen is in potentie een links thema, dat gaat over arm en rijk, over huisjesbazen en huurders, over de keuze voor koeien of woningen. Maar het is voor rechts gunstig om hier een cultureel thema van te maken. Dat gaat over nieuwkomers en ‘Nederlanders’.

Links zal offensief moeten opereren op sociaaleconomische thema’s, zoals wonen, om ervoor te zorgen dat de discussies in de ogen van kiezers gaan over een conflict tussen rijk versus arm en niet over nieuwkomer of ‘Nederlander’. Het is een groot risico voor links als andere in potentie economische thema’s in de culturele hoek gedrukt worden. Als discussies over de bijstand niet gaan over of dat genoeg is om van te leven, maar over de aantallen mensen met een migratie-achtergrond die hier gebruik van maken. Hoe meer andere sociaaleconomische discussies in de culturele hoek getrokken worden, hoe gunstiger het speelveld is voor radicaal en mainstream rechts.

Verkiezingen waren referendum over migratie

Links heeft deze verkiezingen verloren omdat ze in de ogen van de kiezers een referendum waren over migratie. Links is met name kiezers verloren zonder hbo of wo-diploma en met conservatieve opvattingen over migratie. Deze kiezers zijn wel economisch links. Zolang migratie de politieke agenda domineert is het kaartspel ten gunste van rechts geschud.

Links moet ervoor zorgen dat sociaaleconomische thema’s de agenda domineren, zodat kiezers de verkiezingen als een referendum ervaren over eerlijk delen. De communicatie moet afgestemd zijn op mensen zonder een hbo of wo-opleiding die willen weten ‘what’s is in it for me?

Links moet voorkomen dat partijen als NSC of PVV geloofwaardige issue-owners op sociaaleconomische thema’s kunnen worden en ervoor zorgen dat het narratief op deze thema’s gaat over rijk versus arm, in plaats van ‘nieuwkomer’ tegenover ‘Nederlander’.

Noten
[1] Ik reken dan deze partijen en alle voorlopers en afsplitsingen van PvdA en GroenLinks tot links. In 1925 waren dat SDAP, CPH en VDB.
[2] Het Leidse Kiezersonderzoek 2023 (LeiKO 2023) is mede mogelijk gemaakt door het Instituut Politieke Wetenschap, Universiteit Leiden.
[3] Hoewel het aandeel hogeropgeleiden groter is onder jongere kiezers is dit nog steeds geen meerderheid. De exitpoll van IPSOS geeft bovendien aan dat ook onder jongeren generaties de PVV de grootste partij is. Dit staat in contrast met eerdere verkiezingen toen D66 (2021) en GroenLinks (2017) het zeer goed deden onder jongeren vervolgonderzoek zou in moeten zoomen op de vraag hoe jongeren generaties nu gestemd hebben.
[4] Lefkofridi, Z., Wagner, M., & Willmann, J. E. (2014). Left-authoritarians and policy representation in Western Europe: Electoral choice across ideological dimensions. West European Politics, 37(1), pp. 65-90.
[5] Kanne, P. & Van de Koppel, M. (2023). Electoraal onderzoek TK- verkiezingen 2023. In opdracht van de Volkskrant, eerste meting. Amsterdam: I&O.
[6] Kanne, P. & Van de Koppel, M. (2023). Electoraal onderzoek TK- verkiezingen 2023. In opdracht van de Volkskrant, eerste meting. Amsterdam: I&O.
[7] De twee andere leuzen die Carville op hing waren: ‘Change vs. more of the same’ en ‘Don't forget health care’. Ik denk dat ook beide nog steeds opgehangen mogen worden op de campagnepanden van linkse partijen. Ondanks dat de verkiezingen over migratie gingen, was zorg voor kiezers een belangrijk onderwerp. Ook daarop moet links een offensief eigen verhaal ontwikkelen. Het laatste punt is speculatiever en niet gebaseerd op harde data, in 2003, 2006, 2010 en 2012 voerde de PvdA een premiersstrijd met rechts. Dat was altijd een goede manier om stemmen te trekken. Ook in 2023 was dit met de komst van Frans Timmermans de inzet. Hij was vanaf dag één klaar om premier te worden met alle relevante contacten in Brussel. Dat is niet gelukt. Dat hangt deels samen met de slechte waarderingscijfers van Timmermans die met name aan rechterkant niet als een potentiële premier werd gezien. Maar het reflecteert denk ik ook dat deze verkiezingen geen strijd om het Torentje waren. Het waren, net als in elk geval de inzet van Carville in 1992 was, ‘change’ verkiezingen waarbij kiezers hun onvrede met de gevestigde orde uitte. Links is niet de vertolker geworden van onvrede met het bestaande systeem. NSC en PVV zijn dat geworden. De GroenLinks|PvdA-campagne heeft de behoefte die er was aan een radicale andere koers onderschat.

nee pvv

Amsterdam 6 februari 2016, protest tegen racisme en islamofobie. De Tweede Kamerverkiezingen van november 2023 waren voor grote groepen stemmers een referendum over migratie, met als resultaat dat de PVV veruit de grootste partij werd. Foto: Melanie Lemahieu|123RF.com.

Auteur(s)

Dossiers

Voor een thematisch overzicht van al onze artikelen en publicaties, zie onze dossiers

Steun de Wiardi Beckman Stichting

Veel van onze onderzoeksprojecten en publieke bijeenkomsten zijn mogelijk gemaakt door giften van donateurs. Ook S&D zouden wij niet kunnen maken zonder donaties.