De sociaal-democratie heeft geen nieuwe waarden nodig. Ze hoeft er slechts twee te laten vallen: redelijkheid en spaarzaamheid.

‘Veel beloven en weinig geven doet de gekken in vreugde leven.’ Niet alleen het favoriete spreekwoord van wijlen mijn grootmoeder, maar ook een verwijt van Wouter Bos aan Jan-Peter Balkenende tijdens de Algemene Beschouwingen in 2005. Balkenende sprak namelijk veel over waarden, maar gaf hier – in navolging van zijn leermeester Amitai Etzioni – geen invulling aan. Nu, een klein decennium later, kan de PvdA deze woorden beter zelf ter harte nemen.

De PvdA verkeert al een aantal jaren in crisis. Naast de traditionele stapel verkiezingsnederlaagrapporten was het Van Waarde-rapport symptomatisch. Hoe kun je iemand om steun vragen als je zelf niet meer kunt uitleggen waarom hij of zij op je moet stemmen? 

Hoe duidelijker de waarden van een partij, hoe sneller kiezers haar hun steun zullen geven. Minder belasting betalen, minder regels en een liberale samenleving bij de VVD, vergroening van de economie en duurzaamheid bij GroenLinks. Waarden die appelleren aan wat burgers in hun dagelijkse leven belangrijk vinden. De waarden die bij de sociaal-democratie horen, hebben in elk decennium hun eigen terminologie gehad (van de socialisatie van de samenleving tot de boel bij elkaar houden), maar zijn toch altijd dezelfde geweest: solidariteit, het helpen van de zwakkeren, het structureel verbeteren van de kwaliteit van leven van de minderbedeelden, het democratiseren en verspreiden van kennis, het bieden van gelijke kansen. 

Sociaal-democratische waarden zijn vaak universeel. Zelfs een geharnaste rechts-liberaal vindt dat er voor de allerarmsten een vangnet moet zijn. Het idee dat de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen, is algemeen aanvaard. Het zijn dan ook niet de waarden van de sociaal-democratie waar het misgaat. Het is de geloofwaardigheid, het zijn de uitkomsten wanneer er gekozen moet worden tussen waarden, het zijn de oplossingen of het beleid dat niet correspondeert met de waarden. 

Ook het Van Waarde-rapport kwam ongeveer op dezelfde bovenstaande waarden uit, en muntte vier kernachtige formuleringen: bestaanszekerheid, verheffing, goed werk en binding. Geen wonder dat het rapport veel steun kreeg. Het was letterlijk ‘herbronnen’. Niet zozeer tot iets nieuws komen, wel werd in Van Waarde de missie van de sociaal-democratie op een heldere manier opnieuw beschreven. 

Het probleem is echter dat deze waarden weliswaar een warm hart worden toegedragen, van verkiezingsprogramma’s tot Dreeslezingen, maar dat er beleid volgt dat diametraal op deze waarden staat. De partijtop omarmde in 2014 het rapport, Samsom noemde het ‘geen koerswijziging’. Sterker nog, het zou zogenaamd een steuntje in de rug zijn. Men zou vaker ‘nee’ gaan zeggen in het kabinet, was even de slogan, maar daar werd verder weinig meer van gemerkt. De rit uitzitten was het doel, de grote akkoorden die al gesloten waren werden verdedigd. En dat leverde beleid op dat haaks stond op het fraaie rapport.

Zonder uitputtend te willen zijn: van binding naar de participatiemaatschappij van vaandeldragers Klijnsma en Van Rijn, een koers die veel mensen als een kille bezuinigingsslag in zorg- en welzijnsbeleid hebben ervaren. Als Haags inwoner mocht ik meemaken dat de PvdA de bibliotheek van de Schilderswijk probeerde te sluiten: weinig verheffend. Van goed werk naar het afschaffen van het derde WW-jaar en het verhogen van de pensioenleeftijd zonder de groep oudere werklozen enig perspectief te geven. Van bestaanszekerheid naar het verkleinen van de toegang tot de verzorgingsstaat voor arbeidsongeschikten, een rap groeiende flexibilisering van de arbeidsmarkt en ongewenste zzp-constructies. De PvdA heeft vijf jaar het ministerie van Sociale Zaken gerund, maar dan weegt het verlengd vaderschapsverlof voor onze achterban niet op tegen het wegvallen van elke zekerheid op de arbeidsmarkt. ‘Tussen droom en daad staan wetten in de weg, en praktische bezwaren’, dichtte Elsschot eens, maar bij de PvdA lijken deze voor veel kiezers gestold te zijn in het partij-DNA.

Hoe komt dit toch? De partij zit immers, ook aan de top, vol met mensen met het hart op de goede plaats. Politici die zich al jaren het vuur uit de sloffen lopen om de samenleving te verbeteren, het hele land door reizen naar soms grauwe zaaltjes om daar weer ontevreden verwijten te horen. Het is niet hun hart voor de zaak waar het misgaat, maar een conflict tussen de typische PvdA-waarden en andere waarden of eigenschappen. Namelijk redelijkheid, spaarzaamheid, onzekerheid of het ontbreken van (intellectueel) lef.

Redelijkheid, compromis, overleg. De hele Nederlandse samenleving is ervan doordrenkt. Redelijkheid is zo aantrekkelijk dat D66 in 1977 ‘Het redelijk alternatief’ koos als titel voor haar verkiezingsprogramma. Niets zo prettig voor een Nederlander als redelijk zijn, niets zo destructief als een ander wegzetten als onredelijk. Dijsselbloem koos het eens als zwaarste diskwalificatie, toen een bankbestuurder er met een ontslagvergoeding van € 5,4 mln vandoor ging: ‘niet redelijk’. De ultieme diskwalificatie: ‘Niemand is gevraagd het onmogelijke te doen, ook zijn we niet verleid tot het onredelijke’, aldus Pechtold na de mislukte formatie in 2017, aangevend dat GroenLinks de partij was die buiten de lijntjes zou hebben willen kleuren. 

Ook de Partij van de Arbeid heeft een lange historie van redelijkheid. Compromissen zoeken. Of zoals Samsom het verwoordde toen de inkomensafhankelijke zorgpremie weer werd weggegeven na wat VVD-commotie in 2012: ‘In een samenwerking houd je niet stoïcijns vast aan een maatregel als een van de twee partijen die niet kan dragen, dan zoek je naar een alternatief dat voor beide acceptabel is.’ Besturen is inschikken, de PvdA als vleesgeworden redelijkheid. Links, jawel, maar wel redelijk links (‘geen SP-light’). En dáár moeten van af. Omdat het verlamt. De redelijke partij haalt onderhandelingstechnisch gezien nooit haar inzet binnen. 

In mijn tijd als onderhandelaar bij de FNV heb ik vele onderhandelingen meegemaakt. Binnen onderhandelingssituaties hebben beide partijen een eigen ideaal (de waarden), beleid of maatregelen die dat ideaal dichterbij brengen, en een (door de achterban goedgekeurde) onderhandelingsinzet. Op basis van onderhandelingsvaardigheden, numerieke krachtsverschillen (bijvoorbeeld Kamerzetels), (on)misbaarheid (is er zonder de PvdA een regering te vormen?) of alternatieve vormen van macht (publieke opinie, actiebereidheid) volgt een resultaat. Dat resultaat dient weer voorgelegd te worden aan de achterban. Liefst met meer dan één uur bedenktijd voor een coalitieakkoord.

Het probleem van de PvdA is dat ze haar idealen niet ten volle door durft te vertalen in beleid. Dit vertaalt zich steevast in  en te gematigde onderhandelingsinzet. We zijn voor bestaanszekerheid, en willen het liefst dat mensen dit invullen via werk, maar komen niet met oplossingen die bijdragen aan de werkgelegenheid. We durven er zelfs, op een groep symbolische schoonmakers na, niet voor te kiezen dat de overheid bij het falen van de markt een deel van deze werkgelegenheid weer zelf gaat invullen, waarbij bovendien het welzijn van de Nederlandse burgers op tal van gebieden (zorg, onderwijs, veiligheid) versterkt kan worden.

Sterker nog, op het moment dat de PvdA moet kiezen tussen enerzijds het versterken van de publieke sector en werkgelegenheid, en anderzijds een zogenoemd evenwichtig begrotingsbeleid, kiest ze voor het laatste. Dit zorgt ervoor dat de Nederlandse sociaal-democratie automatisch verdediger is van de status quo. Ze komt niet met offensieve plannen waarbij de veldslag op rechts-liberale grond plaatsvindt, maar is enkel bezig de pijn te verzachten en schade te voorkomen op eigen terrein. 

Cru is dat dit niet per se een afgeleide is van de tijdgeest, de economische omstandigheden of welke externe factor dan ook. Het is een eigen keuze. De partij kan zelf haar inzet bepalen, gaat zelf over wat een acceptabel onderhandelingsresultaat is, kan zelf nieuw beleid initiëren en daarvoor de bühne op gaan. Maar ze doet het niet, uit angst om als onredelijk weggezet te worden.

Nergens is dit de afgelopen vijf jaar zo duidelijk geweest als binnen de financiële kaders. Normaal gesproken zou een sociaaldemocraat de begrotingsregels als middel beschouwen ten bate van ons doel, namelijk onze waarden als een eerlijke verdeling van kennis, macht en inkomen. Maar inmiddels is het financiële kader een doel op zich geworden dat bovendien vanwege zijn aard de andere waarden langzaam maar zeker ondergeschikt maakt en wurgt. Het kabinet-Rutte-Asscher, zoals de PvdA het kabinet in het begin graag wenste te noemen, had twee pijlers: bezuinigingen zodat er een structureel evenwicht op de begroting zou ontstaan, en de pijn die hierdoor (en door de economische crisis) werd veroorzaakt eerlijk te delen. 

Waar tijdens het fameuze kwartetspel van Wouter Bos het eerste punt een VVD-kaart zou zijn geweest, en het tweede een PvdA-kaart, lijkt een bestudering van het verkiezingsprogramma Nederland sterker en socialer van 2012 een genuanceerder beeld te geven. ‘De overheidsfinanciën dienen op orde te worden gebracht. Dit betekent dat er de komende jaren grote besparingen moeten worden gerealiseerd en hervormingen in gang moeten worden gezet. Daarmee maken we vanaf 2013 een begin. Aan het einde van deze kabinetsperiode zal er weer zicht zijn op een structureel evenwicht op de begroting’, valt te lezen. Dat is interessant, want het programma erkent dat dit bezuinigingsprogramma de koopkracht een
slag kan toebrengen en ‘de laatste lucht uit de economie kan persen’.

Voor Europa hoopte het programma: ‘Weg van de chagrijnige aaneenschakeling van topoverleggen met nieuwe bezuinigingsafspraken, maar gericht op perspectief, op groei en op bestrijding van de werkloosheid.’ Vervolgens is Jeroen Dijsselbloem vijf jaar bij uitstek het symbool geworden van de kille bezuinigingspolitiek die met name Griekenland in een deplorabele staat heeft achtergelaten.

Van Waarde, het rapport dat vooral een ruggensteun zou zijn, schetst een opmerkelijk ander beeld dan het idee van een ‘evenwichtige begroting’ van Dijsselbloem cum suis. ‘Meer anticyclisch beleid in magere jaren: de politieke impasse van de afgelopen tien jaar, waarin grote hervormingen geschuwd werden, vraagt momenteel heftige inspanningen in tijden die daarvoor eigenlijk niet in aanmerking komen. Juist in economisch heftige tijden is het de taak van de sociaal-democratie de effecten van economische neergang te verkleinen en niet te vergroten. In goede jaren mogen noodzakelijke hervormingen juist niet geschuwd worden. Op die weg dient onze beweging zo spoedig mogelijk terug te keren.’ (Resolutie Van Waarde, p. 10).

Terecht constateert het rapport dat de PvdA terug moet naar anticyclisch beleid. Keynesiaans begrotingsbeleid (waar tijdens de crisisjaren de overheid juist de bestedingen op peil houdt om tijdens goede jaren de uitgaven te beperken of de lasten te verhogen om oververhitting van de economie tegen te gaan) heeft de sociaal-democratie decennialang uitstekend gediend. Niet alleen economisch verstandig, maar ook volledig in lijn met de werkelijke doelen van de sociaal-democratie: het welzijn van álle burgers vergroten, wat vaak alleen mogelijk is met een sterke, niet voortdurend uitgeholde en gesnoeide overheid.

De PvdA gaat al te lang mee in de valse analogie van het huishoudboekje dat op orde dient te worden gebracht, alsof macroeconomie net zoiets is als het huishouden van de huismoeke die vlijtig eerst spaart voordat er een aankoopje wordt gedaan. Juist die ontijdige spaarzaamheid als waarde kan de PvdA missen als kiespijn.

Binnen de sociaal-democratie sluimeren deze gedachten al langer, en wordt er door velen al langer gehoopt op en gedacht over een echt linkse agenda. Een agenda van werkelijke herverdeling, echte gelijke kansen, mogelijkheden voor oudere mensen die hun werk zijn kwijtgeraakt, een publieke sector die haar burgers weer dient in plaats van hen te wantrouwen. Veel zal afhangen van de vraag of de sociaal-democratie deze idealen gratuit in een lezing of een talkshow lippendienst bewijst, of dat ze haar waarden stut met werkelijke voorstellen en flankerend economisch beleid. En dat zal gaan schuren, het zal een intellectuele tour de force worden. Want anticyclisch beleid is veelal niet uitvoerbaar binnen de monetair-economische EU-politiek en vergt een nieuwe, kritischere houding ten opzichte van het liberaal automatisme van de muntunie.

Ongetwijfeld zal in rechtsdenkend Nederland een orkaan van verontwaardiging opsteken als links zoals vanouds de publieke sector gaat verdedigen en herstellen. Dus dat gaat naast een doordachte nieuwe economische analyse bovenal (intellectuele) moed vergen. Ja, moed, het geloven in de juistheid van onze waarden, zal misschien de meest doorslaggevende waarde van alle zijn. Opdat we het volk niet langer beschouwen als gekken die je gemakkelijk in vreugde kunt laten leven. 

Dossiers

Voor een thematisch overzicht van al onze artikelen en publicaties, zie onze dossiers

Steun de Wiardi Beckman Stichting

Veel van onze onderzoeksprojecten en publieke bijeenkomsten zijn mogelijk gemaakt door giften van donateurs. Ook S&D zouden wij niet kunnen maken zonder donaties.